127. E. du Perron aan M. ter Braak
Gistoux, Woensdagmorgen. [6 April 1932]
Beste Menno, Werkelijk ‘eenigszins aangrijpend,’ dat rapport van je. Die Jordaan lijkt me een beste vent, en Scholte is ook de kwaadste niet. Maar waarom hebben die menschen zóó weinig gevoel voor humor, en zóó volkomen ieder gezond verstand in het ‘vak’ begraven? Als wij in Forum ooit een dergelijk verschil van meening, of van standpunt kregen, zou het mij een feest zijn jouw stukken naast de mijne te zien. Het eenige criterium is: dat de menschen niet stom worden; maar hun gezichtshoeken! Enfin... Het is jammer van de fl. 25.
Vestdijk en ik kwamen hier gisteravond aan, na een vrij gecompliceerd reisje. In Brussel heeft V. kennis met Greshoff gemaakt; de heeren bevielen elkaar over en weer, geloof ik, zeer best. Gr. vroeg of wij zijn 2 Liedjes in den Volkstoon niet in het volgende nummer konden zetten; op 2 blzn. kan het best (dat is 6 pop voor hem). Kan je Bouws dit niet vragen?
Hierbij een gedicht met begeleidend schrijven van Jany. Wat vind je ervan? Ik houd óók niet van Japan, maar het vers is me wat làng. Overigens heb ik geen bezwaar... Enkele strophen zijn werkelijk heel goed.*)
Ik schrijf je spoedig meer en beter. Op het oogenblik ben ik nog wat ‘verbluft’ van de eerste ronde Hollywoodkuur: één halve pompelmoes en een kop zwarte koffie pour tout potage,
d.w.z. pour tout petit déjeuner. Maar je zult eens kijken: ik ben als een Stendhalletje weggegaan, ik kom als een Ramonnovarrootje in de Nederlanden terug! Zal Bep dan nòg meer van me houden? Who knows?
Vestdijk laat je hartelijk teruggroeten; ook hij was geschokt door het relaas, dat ik hem te lezen gaf Hierbij overigens een kwatrijn dat hij voor je schreef, d.w.z. voor, of op, je Démasqué, laatste deel:
En nu, ter vulling, van het laatste plekje wit, vraag ik hem zelf om eenige regels. Doe mijn hartelijke groeten aan Truida. Een hand van je
E.
* En het is misschien prachtig voor de ‘groote stroomingen die onze wereld van nu beheerschen’, en waarvan zoo weinig bij ons bleek!