223. M. ter Braak aan E. du Perron
Rotterdam, 26 Sept. 1932
Beste Eddy Zooeven met Zijlstra gepraat; per expresse dit verslag. Ik heb hem de zaak zoo openhartig mogelijk voorgedragen en ik krijg den indruk, dat hij tegenover mij ook openhartig is geweest. Hij geeft Coster niet uit en motiveert dit met de antipathie, die hij tegen het geschrift heeft. Zijn bezwaren zijn dus niet van zakelijken aard. Ik heb hem gevraagd, waarom hij dan niet dadelijk alle twijfel had opgeruimd en onmiddellijk na lezing geweigerd. Uit zijn antwoord daarop blijkt mij nog eens duidelijk, dat hij er geen raad mee heeft geweten en de beslissing op de lange baan heeft willen schuiven. Hij zei overigens, dat hij je bij de laatste bijeenkomst bij hem thuis al vrijwel te verstaan had gegeven, dat hij er niet voor voelde; dat zal wel zoo zijn, maar een directe beslissing was natuurlijk dè manier geweest. - Ik heb daarna met hem gediscussieerd over de waarde van Coster, om er achter te komen, of hij werkelijk die waarde niet inziet; en ik kan alleen maar constateeren, dat hij dat inderdaad niet doet. Hij erkent de feiten wel, maar de persoonlijke toon is hem onaangenaam. Ik heb het debat toen maar stop ge-
zet; het helpt toch niet. Ook Alie Smeding heb ik er nog bij gehaald. Zijn repliek was, dat hij er rond voor uit kwam, die dame om de verdienste uit te geven. Voor geschriften als Coster, waar ik geen winstobject in zie, moet ik persoonlijk sympathie voelen, anders geef ik ze niet uit, zegt hij ongeveer.
Het onderhoud heeft mij in mijn meening over Z., die ik je gisteren al schreef, bevestigd. De man mag formeel ongelijk hebben gehad, door je niet dadelijk zijn beslissing te zeggen (als hij die voor zichzelf tenminste klaar had, wat ik natuurlijk niet weet), hij verdient niet de heftige uitval, die je tegen hem lanceerde. Hij heeft bovendien van de gelegenheid gebruik gemaakt, om mij met nadruk te verzekeren, dat hij ev. geschriften van mij, die hem niet liggen, ook niet zal uitgeven; voor de symmetrie misschien, maar het was ietwat pijnlijk. Dat neemt niet weg, dat ik hem in de hoofdzaak als absoluut eerlijk beschouw: n.l., dat hij winstlooze boeken alleen uitgeeft, als hij er zelf pleizier in heeft. En nogmaals: hij heeft daartoe als uitgever het recht, en ik zie er geen reden in, om niet van zijn steun aan Forum te profiteeren. Gegeven het feit, dat hij niet de ideale uitgever is, apprecieer ik zijn houding.
Verder: hij verklaarde zich dadelijk bereid, om de quaestie van de publicatie in Forum op te lossen door in October een vel extra te geven, waarop dus Nieuwe Geluiden èn Schetsboek kunnen komen. Ook wil hij het zetsel van Coster gratis tot je beschikking stellen voor een anderen uitgever, Stols b.v. Ik kan niet anders zeggen, dan dat ik dit een zeer royale manier van doen vind, die er op wijst, dat hij je ondanks zijn persoonlijke overtuiging inzake Coster in alle opzichten tegemoet wil komen. Ik heb gezegd, dat ik je dit aanbod over zou brengen.
Het komt dus m.i. hier op neer: Zijlstra kan Coster niet slikken, maar neemt overigens de meest loyale houding tegenover je aan, die je maar van iemand van zijn structuur kunt verwachten. Ik zie niet in, waarom je zijn aanbod niet zou aanvaarden: tenzij je blijft vasthouden aan een gedroomde Z., bevrijd van de erfzonde der holl. klei, zul je het met mij eens moeten zijn, dat hij niet chicaneert en zoo ver gaat, als eenigszins mogelijk is.
Antwoord me even per omgaande, wat je er van denkt. Ik zou het ongemotiveerd en nog meer ongeproportioneerd vinden, wanneer je op grond van deze bespreking een definitieve breuk met Z. uitlokte, door hem b.v. dat geld terug te sturen. Je kunt van een Fries geen polemist maken; en niemand verlangt toch van je, om verder intimiteiten met Z. te wisselen, of hem zelfs maar met offertes te bezwaren.
Z. heeft me nog speciaal gevraagd, om je te zeggen, als ik je schreef, dat het hem speet, als hij een verkeerden indruk bij je had gewekt omtrent de uitgave van Coster in boekvorm. Ik zou dit niet overbrengen, als ik meende, dat het een phrase was, al is het dan ook moeilijk de phrasen van zakenlieden te scheiden van hun gemeende uitingen.
In haast voor de expres, hart. je
Menno