258. E. du Perron aan M. ter Braak
Bellevue, Woensdag. [16 November 1932]
Beste Menno, Hierbij het stuk over Huxley en een stuk van Van Wessem, dat ik kreeg met een warme aanbeveling van Bouws. B. vond het wel niet erg oorspronkelijk, wel een beetje à la jou en mij, maar toch zóó goed, dat hij het met haast in December nog wilde uitgeven. Ik vind het ± een prul; ik zie niet in dat we dergelijke vulgariseerende opstellen zouden moeten plaatsen voor de ‘eensdenkendheid’. Het begin gaat nog, het slot vind ik één wauwelende herhaling van onszelf. Het spijt me voor Van Wessem, maar ik ben alweer tegen. Misschien vergis ik me en zie jij er nog iets goeds in.
Over mijn artikel lees ik graag je oordeel; doe het zoo uitvoerig mogelijk, want ik heb er nogal aan gepeuterd, omdat ik er telkens wat anders bij wou doen; het lijkt mij als artikel niet wat je noemt ‘gaaf’. Toch had ik het graag in het Januarinummer.
Tot spoedig; ik ga Donderdag weg en ben Maandag a.s. terug. Hartelijke groeten, ook van Bep, je
E.
Van Wim kreeg ik een brief over B.G. aan E. met zijn opinie (die ik van jou al wist) over Dumay. Alles zeer grappig gezien en opgewekt geformuleerd.
Ik zal hem er nog eens op antwoorden.