301. E. du Perron aan M. ter Braak
Bellevue, Maandag
. [23 Januari 1933]

aant.

Beste Menno, Ingesloten de ‘querelle de cuistres’ van De Gids. Ligt het niet in jouw lijn (zijnde zelf historicus) om hier een panopticum van te maken? Ik zou het graag doen, maar het spel is voor mij uit - dit is heusch geen maniertje om het weer aan te maken; hoe dan ook, ik schrijf geen panopticums meer. Bovendien is het in dit geval beter dat jij het doet. Colenbrander lijkt me een rotzak, en ik hoop dat men het hem per eere - en andere raad aan den lijve zal doen ondervinden, maar de toon van het stuk van Van Eyck en Geyl is toch ook om bij te kotsen. Wat een ‘nationaliteit’, in de passage die ik aanstreepte! Kan je ze niet rustigweg verneuken? En als je dan weet, dat het zuiver persoonlijke rancune is - al vind ik dit op zichzelf niet zoo erg - die zich achter al die nationale hooggeleerd-en-waardigheid verschuilt.

Jij, die zooveel liever het geval dan de persoon belicht, dit geval is teekenend qua nationale waardigheids- en onwaardigheidsgeklieder, en qua antipathieke sympathiekheid.

Gelijk hiermee verzend ik 2 hfdstn Dumay. Arthur van Schendel vond je 2 eerste hfdstn. Hollandsch, maar frisch, vlot, goed geschreven. En hij houdt heelemaal niet van Robbers. Vind-je dit een prettige wetenschap? V. Sch. màg ons trouwens nog al, ons-van-Forum; het laatste nr. vond hij bizonder geslaagd, en hij leest onze ‘revue’ trouw.

Et v'la. Laat ons de panopticum-historie nu heusch als afgedaan beschouwen (ik kom toch niet op mijn plan terug) en schrijf jij, ook voor mijn plezier, een stukje over al die historische klooten. Je kunt er iets van maken als pendant - en aardiger nog - van je stukje over de Rembrandt-vereering, dat ik een van je allerbeste panopticums vond. Een hand van je E.

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie