Rudolf G. Binding, Die Spiegelgespräche; Deutsche Jugend vor den Toten des Krieges; Grösse der Natur
Rütten & Loenig, Frankfurt a.M. 1933
Nog altijd herinner ik mij het ogenblik waarop een bewoner van het Tweede Rijk mij na een gesprek over literatuur in het algemeen en de Duitse in het bijzonder een boekje ter hand stelde, met de mededeling dat dit nu het hoogste en edelste van de Duitse geest vertegenwoordigde. Ik aanvaardde het niet zonder ongerustheid, want het snoezige bandje droeg twee blauwe sterren en vier symmetrisch geordende palmtakjes, benevens de titel: Unsterblichkeit, Rudolf G. Binding. Van de inhoud is mij inderdaad niets bijgebleven dan een weeë smaak in de mond; het ging, meen ik, over een vliegerofficier en de auteur had zich ingespannen om zo ‘schoon’ mogelijk te schrijven.
Nu er een nieuwe en rijke oogst van dezelfde Binding binnenloopt, moet ik mij concreter uitdrukken. De schrijver Rudolf G. Binding behoort tot dezulken die hun eigenlijke roeping hebben misgelopen; men zou zich hem n.l. nergens beter geplaatst kunnen voorstellen dan in een Hoge Positie (laat ons zeggen: in een directeurspositie) aan een engroshandel in parfumerieën. Opzettelijk schrijf ik hier Hoog met een hoofdletter, omdat ik anders de heer Binding te tekort zou doen; hij zelf heeft een werkelijk onlesbare, edoch beschaafde dorst naar het Mysterieuze, dat bij hem qua talis het Hogere vertegenwoordigt; hij zou werkelijk niet onderdoen voor Plato, wiens wereld der Ideeën zeer aan de zijne verwant is, ware het niet dat hij steeds die kapperslucht bij het binnentreden in welk vertrek ook met zich meebracht. Kortom, de heer Rudolf G. Binding behoort de kapper onder de Platonici of de Platonische kapper genoemd te worden. Zijn plechtige, gedragen stijl ademt Un idéal rêvé, zijn natuurbeeld Lotion Soir de Paris, zijn filosofie Houbigant; wat men bij Plato
als ‘harmonie’ zou betitelen verschijnt bij Binding (om zijn eigen woorden te gebruiken) als ‘liebenswürdige Korrektheit’.
In de Spiegelgespräche treffen wij de heer Binding in diepzinnige dialogen met een schone vrouw aan; een soort Greta Garbo, dunkt mij, maar in het Germaans getransponeerd. De dialogen gaan over alles en nog wat, maar de spiegel speelt steeds een rol; Binding en zijn partnerin blijven echter bestendig ‘korrekt’, en slechts eenmaal vergeet mevrouw zich door een platonische zoen op Bindings lippen te plaatsen. Het is daarbij volstrekt gebleven, bezweert ons Binding, en de vrouw biedt trouwens dadelijk haar excuses aan: ‘Manchmal verfällt man doch dem Spontanen - auch eine deutsche Frau, sagte sie.’ Wij hadden het ook zonder die excuses reeds begrepen; de heer Binding weet dat de atmosfeer van de salon zekere eisen stelt... De gespiegelde bespiegelingen die in dit boekje zijn samengebracht kunnen ons overigens slechts verbazen door hun elegant beheerste banaliteit.
De beide andere werkjes zijn zo mogelijk nog onbeduidender. De rede over de Duitse jeugd dateert van 1924 en de uitgave in 1933 werd waarschijnlijk mogelijk door de gunstige conjunctuur; in de taal van Stefan George min Stefan George trekken de gebruikelijke nationalistische gemeenplaatsen voorbij; niet zonder ergernis vind ik de naam Nietzsche parfumeursgewijze misbruikt. Grösse der Natur heeft alle eigenschappen die de titel belooft; banaliteit, schone stijl en mysterieus parfum. Quelques fleurs...
NRC, 30 november 1933