[p. 194]

Ernst von Salomon gemuilband

Onze correspondent te Berlijn meldt ons:

De Reichsschrifttumskammer en de Reichspressekammer, waarvan men in Duitsland lid moet zijn om geschriften van welke aard ook, resp. dagbladartikelen te publiceren, schijnt aan een nieuwe zitting bezig te zijn. Althans is mevrouw Ministerialrat Dr Gertrud Bäumer, oud-lid van de Rijksdag en een van de bekende figuren uit de Duitse vrouwenbeweging, van de ledenlijst geschrapt. Een van haar jongste publicaties was een biografie van Rilke, en voorts gaf zij nog steeds tezamen met Dr Heuss het tijdschrift Die Hilfe uit. Zij kan dus voortaan in Duitsland niet meer de pen voeren. Het opmerkelijke aan deze maatregel is vooral dat men er eerst ruim drie jaar mee heeft getalmd en er nu toch toe overgaat.

Geschrapt is eveneens Ernst von Salomon (ondanks zijn naam een volledig Ariër), die men zich misschien nog wel zal herinneren in verband met de moord op Rathenau en de boerenopstand in Sleeswijk Holstein. Ernst von Salomon werd meermalen verweten dat zijn sympathieën voor de richting van Otto Strasser (Zwart Front) groter waren dan oppervlakkig uit zijn latere publicaties op te maken was.

Aan dit bericht is nog toe te voegen dat ten opzichte van Ernst von Salomon door dit schrappingsbesluit slechts een in feite reeds lang bestaande toestand ook formeel wordt vastgelegd. Von Salomon, wiens romans Die Geächteten, Die Stadt en Die Kadetten tot de zeldzame eersterangs boeken van het nationale Duitsland behoren, is na de ‘revolutie’ van 1933 dadelijk op de achtergrond gedrongen, aangezien hij evenmin als Spengler de richting waarin het Derde Rijk zich ontwikkelde kon goedkeuren. Von Salomons strijd had immers de burgerlijke zelfgenoegzaamheid van de republiek van Weimar gegolden. ‘Hoe deze

[p. 195]

auteur zich thans voelt, nu de oude burgerlijkheid vervangen is door de nieuwe’, schreef ik op 8 april 1934 in deze courant bij een bespreking van deze belangrijke schrijver, ‘of hij gouwleider is geworden, nu de Schillercitaten en het rassengebazel inzet geworden zijn van een schare, die enige jaren geleden de republiek half verdedigde en half verried, is mij niet bekend’; maar ik veronderstelde toen al dat Von Salomon verder van het nationaal-socialisme in zijn officiële vorm afstond van dan van Rathenau, aan wiens dood hij medeplichtig was. Men weet nu dat het inderdaad zo is. Het schrappen van Von Salomon is trouwens niets anders dan weer een stap verder op de weg naar een zogenaamd nationaalsocialisme zonder radicale elementen. Een onafhankelijke auteur, die iets anders te zeggen heeft dan Blubo, vindt in het ‘nieuwe’ Duitsland geen plaats.

 

Het Vaderland, 28 mei 1936