Aan H. Marsman
[Voorwoord]
Dit boekje ontstond uit een lezing voor een studentenconferentie van het Comité van Waakzaamheid te Woudschoten; het zou waarschijnlijk in dezen vorm niet geboren zijn zonder de daarop gevolgde discussie, die mij inspireerde tot deze meer definitieve redactie van een deels geïmproviseerd betoog. Het is een paraphrase van p. 281 van mijn Van Oude en Nieuwe Christenen: ‘Het Christendom is in vervulling gegaan, maar het heeft nog één taak gelaten aan de laatste Christenen, waarvan de eersten zeker niet gedroomd zullen hebben: de beheersching van het ressentiment, door het als ressentiment te denken en als ressentiment te behandelen. Een nieuwe elite is mogelijk, die de tegenstelling tusschen onze kunstmatige quasi-elites, die van den “geest” en van de “macht”, opheft, doordat zij, in de gedachte en in de daad, het ressentiment weet te bepalen als een gevaar, maar ook als den motor’.
Zonder opzet mijnerzijds werd het dus een antwoord op de uitdaging van Marsman, vervat in het boekje, dat hij aan mijn werk wijdde en waarin hij bij mij een tekort aan ‘toekomstvisie’ constateert: ‘Tegenover den man, die zich afvraagt of het niet mogelijk is “met alle geestdrift van een practisch gesteld opportunisme deel te hebben aan datgene, wat men nuchter “verbetering der bestaande toestanden” kan noemen”, moet men erop wijzen, dat dit streven onmiddellijk een stuurloos en onvruchtbaar schipperen wordt, indien hij niet uitgaat van een essentieel beeld van den mensch dat zijn handelen ook op dit terrein richt’.
Ik wil in deze beschouwing aantoonen, dat juist dit ‘schipperen’ een essentieele functie zal zijn van een toekomstige elite in Europa.