Het nieuwe succesboek

Een tusschenproduct

Ferenc Körmendi, Erfgenamen. Uit het Hongaarsch door M.H. Székely-Lulofs (H.J.W. Becht, Amsterdam, z.j.).

De auteur Körmendi is, naar men weet, via een prijsvraag aan het publiek gepresenteerd met zijn roman ‘Carrière’. Een dik boek; maar geen bezwaar voor dezen vruchtbaren schrijver om spoedig weer met een dik boek voor het front te verschijnen. En laat ik het nu maar aanstonds zeggen: dit nieuwe dikke boek, ‘Erfgenamen’, heeft alle eigenschappen om weer een succesboek te worden. Het beschrijft een ontwrichte generatie en als centrale figuur een ontwrichten man, Paul Hegedūs, die, na veel vrouwen te hebben bestudeerd, eindelijk tot den ‘werkelijken vrede’ komt; eerste factor. Het geeft een groote dosis liefdes perikelen, die aan zulk een ontwrichte generatie annex zijn; tweede (of misschien eigenlijk eerste) factor. Het maakt het den lezer gemakkelijk door groote uitvoerigheid van beschrijving en dialoog (910 pagina’s dicht bedrukt); derde factor. In één woord, het is een roman voor een zeer groot publiek en hij onderscheidt zich noch ten gunste noch ten ongunste van andere romans voor een zeer groot publiek.

Er is een zeker schematisme noodig om een ‘bestseller’ te kunnen schrijven. Men moet aanvoelen, dat een zeer groot publiek beteekent: niet te veel van dit, maar ook niet te weinig van dat; een bepaald quantum raffinement, maar ook vooral niet te veel. Wat de uitgever als karakteristiek op den omslag heeft laten drukken typeert deze geestesgesteldheid volkomen:

‘Achter de façade van burgerlijke welvaart en respectabele eensgezindheid gaat Marischka’s ziel te gronde en haar lichaam sterft mée; worden de kinderen tot gesloten elk in onbegrepenheid voortworstelende, vereenzaamde jonge menschen; wordt de familieband, door het scheidend en vernietigend element, dat de tweede moeder in zich draagt, al losser en losser. Tragische conflicten: de onbewuste verliefdheid van Marischka’s echtgenoot op juffrouw Klara, de gouvernante, en later de hardnekkig genegeerde liefde van George op (Sic! M.t.B.) dezelfde juffrouw Klara, van wie hij dan al vermoedt, dat ze de tweede vrouw van zijn vader zal worden… àl deze vreeselijke worstelingen van de menschelijke ziel woeden in hun giftige heftigheid voort onder het rustig oppervlak van vóóroorlogsche welvarende onbewogenheid.’

Of dit:

‘Zooals het in het gezin gaat, zoo gaat het ook in de maatschappij. Alléén òndergronds borrelt: onrust, staking, revolutie... tot in de rimpellooze stilte van een zomerdag in 1914 het eerste schot valt, dat in alle hoeken van de wereld het alarmsignaal: Mobilisatie! doet losschallen. En dan breekt de kokende lava zich baan door de dunne laag van onecht geluk en onware vrede. Twintig jaren volgen van oorlog, vredeswee, omwenteling en misdaad. De strijd van den mensch tegen de wereldcrisis is in dit boek gepersonifieerd in de drie broers: George, Paul en John Hegedüs: de man, die de oorlog meevocht, de man, die de vernietiging àchter het front meeleefde en de man, - het kind eigenlijk nog – dat opgroeit in het moeras van dit alles, vergiftigd door politieken strijd, bedreigd door maatschappelijke onzekerheid, meegesleurd in de kokende kolk van werkeloosheid en demoralisatie en onder de begeleiding van nieuw, schallende en nog onbewezen idealen voortstrompelend naar een zwarten toekomstafgrond: de drie erfgenamen – gelijk ook wij zijn – van den “goeien ouwen tijd”!!’

Men voelt wel, dat men een boek van den eersten rang niet kan aankondigen met zulke knallende termen; maar voor het werk van Körmendi gaat dit alles best op. Men heeft hier voor zich den familieroman, opgedischt volgens de eischen van onze tijd; de oudere en de jongere generatie tegenover elkaar, de schijnbare conventioneele rust tegenover de laaiende passie komen ook hier weer volledig tot hun recht. Smakelijk en omstandig verteld boeit zulks den lezer, die geen te hooge eischen stelt en in de eerste plaats van een spannende dramatische geschiedenis houdt.

Wat zal men er eigenlijk meer van zeggen? Mijn aanbeveling heeft Körmendi niet noodig om zich van de harten van velen meester te maken; ik tracht hier alleen zijn plaats te bepalen, want daaraan heeft de goede verstaander genoeg. Met al zijn schokkende situaties behoort zijn boek toch grootendeels tot de ontspanningslectuur; want om meer te zijn zou het dieper moeten doordringen dan Körmendi pleegt te doen. Hij stelt zich tevreden met een schilderachtig pessimistisch tafereel; en zullen er veel menschen zijn, die daardoor zelf pessimistisch worden? Ik geloof het niet; vandaar mijn uitdrukking ‘ontspanningslectuur’.

Mevr. Székely-Lulofs heeft het boek in vlot leesbaar Nederlandsch overgebracht. Meer mag men van haar ook niet verlangen, waar Körmendi geen subtiele vertaling eischt.

M.t.B.