Dirk Coster (Arnhem)
aan
Menno ter Braak
[voor 15 juni 1927]
Hooggeachte Heer,
Ingevolge uw verlangen heb ik uw filmbespreking in 't eerstvolgende, d.i. het 15 Juni-No. van ‘de Stem’ geplaatst. Ik ben 't wel niet zeer eens met uw meening, dat men de Sovjetfilms à priori zou moeten vrij geven ter wille van de schoonheid. - Ze worden niet met die bedoeling op W. Europa afgestuurd, - ik vind het vrij verstandig, wanneer men, bij het beslissen over deze kwestie, de schoonheid uitschakelt. De Potemkin zit vol geraffineerde suggesties, en ik vertrouw 't de Russische Jezuïten best toe, schijnbaar radicale films (waar niemand wat tegen heeft) - met zulke suggesties te laden. En dan gaat het: voor en tegen het westersche beginsel der cultuur. We zouden toch wel lummels zijn wanneer we ons in de luren lieten leggen door het beroemde beginsel: ‘in naam van jelui principe eisch ik de vrijheid om in naam van jelui principe je de vrijheid te ontnemen.’ Een Katholiek woord, maar volkomen in de lijn der Roode Jezuiten. - Het eenige aanvaardbare beginsel lijkt me: een beetje bloed op de straatsteenen maakt het stadsbeeld zeer veel schilderachtiger. - Ik kan ervoor voelen, en dit lijkt me in den grond 't Uwe. - Met verlangen zie ik de beloofde essays tegemoet.
Ook ik zou U gaarne eens spreken. Ik ben 's middags altijd in Amersfoort. (Niet meer ‘Monopole’, maar ‘de Poort van Cleef’) - Als U eens op reis Amsterdam - Eibergen uit kunt stappen voor een uurtje?
vr. gr.
Uw Dirk Coster
Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum