Is de film een gemeenschapskunst?
De film is een gemeenschapskunst juist zoveel en zo weinig als iedere kunstvorm: d.w.z. hij ontleent zijn waarde voor een ‘gemeenschap’ niet aan het feit van zijn nieuwe uitdrukkingsmogelijkheid, maar aan het al dan niet in betrekking staan van de verbeelde inhoud tot een ‘gemeenschap’. Zo kan men de russische film een ‘gemeenschapskunst’ noemen, omdat hij opereert met symbolen, die een ‘gemeenschap’ raken (revolutie, massabeweging, collectieve emotie). Maar ook hier is de definitie betrekkelijk; de zuivere gemeenschapskunst van Eisenstein in Potemkin en Staking, die, met alle bijbehorende jezuïetisme, het individu slechts kent òm de massa, verbijzondert zich in De Moeder van Poedowkin al weer tot een prachtige, half-individualistische tweeslachtigheid; de moeder, de vader, de zoon hebben hier weer een eigen ziel tegen de achtergrond der revolutie.
De europese film is in al haar uitingen het tegendeel van een gemeenschapskunst. Waar de europese film gemeenschap uitdrukt, is het de gemeenschap der natuur, die voor niemand problematisch is (de wetenschappelijke film, de expeditiefilm). Waar de europese film zich aan de vervorming der gegeven realiteit door het oog van de kunstenaar waagt, is hij noodzakelijkerwijze individualistisch ... of slecht. Zie de mislukking van alles, wat het ‘grote’ en ‘massale’ wil pretenderen: zie, Metropolis en als zeer afschrikwekkend voorbeeld de rhythmische wandelstokken van de Wevers. ... Wij hebben geen collectieve inhouden; wat willen wij met een gemeenschapsfilm?
De amerikaanse film is de negatieve gemeenschapskunst. Wat aan het amerikaanse product aesthetisch is, is individueel; wat aan het amerikaanse product banaal is, is collectief bezit. Daarom ook kon de wieg van de zelfstandige film in
Amerika staan; want de techniek, die zich vrijmaakt, heeft de meeste vrijheid tegenover de banaliteit van het gegeven. Een cowboy heeft minder litteraire belasting dan Hamlet; daarom is het begin veiliger bij de cowboy dan bij Hamlet.
Het typisch-‘gemeenschappelijke’ van de amerikaanse film is het nivelleren der inhouden; het typisch-‘gemeenschappelijke’ van de russische film is juist het opdrijven van de bijzonderheden der massa ... waarbij toch het verenigende symbool, de grote beweging, behouden blijft.
Wij hebben het ‘gemeenschappelijke’ van een film dus te zoeken in de verbeelde inhoud. De vorm doet in dit opzicht niet ter zake. Iedereen weet, dat het uitdrukkingsmiddel ‘film’ internationaal is; dit is één van die kleine waarheden waarmee men zo gemakkelijk kan venten. Iedereen weet, dat nu al meer dan een kwart eeuw ganse scharen zich vrijend, rokend en pruimend in donkere ruimten met een min of meer verlicht doek hebben opgehouden; ook dat is geen nieuws en men begint het langzamerhand minder als de zonde der oppervlakkigheid en meer als de instinctieve hang naar de gebieden der verbeelding te beschouwen. Soit; laten wij dan spreken van de film als het gemakkelijkst verteerbare en goedkoopste volksvoedsel, als de gemeenschapsspijze bij uitnemendheid. Maar wat heeft dit uitstaande met een gemeenschapskunst? De film is internationaal: beeldende kunst, muziek, dans, architectuur, zijn het ook. De film wordt door het grote publiek gewaardeerd: een eigenschap, die hij met de Olympische Spelen in Plan-Zuid gemeen heeft. De film raakt als visueel symbool, op de meest directe wijze de psyche der massa: ik hoor juist mijn buurman huilend genereren, terwijl mijn overbuurman op de korte golf werkt. De film is als dynamische vorm, de gevoeligste plaat van de voorbijrazende moderne tijd: alsof de beweging van Metropolis razender was dan de ‘stilstand’ van Vincent van Gogh. ...
Wie de film als gemeenschapskunst wil proclameren op grond van zijn vormsymbolen, geraakt onvermijdelijk in het moeras. Wij hebben echter talrijke gemeenschappelijkheden op het witte doek gezien, die met kunst niets uitstaande hebben; cabarets, weense luitenants en de klapzoen tot slot van
de laatste acte. Onze gemeenschap voelt ze als de symbolen harer gemeenschap par excellence ... tenzij zij een hoeratje kan aanheffen, wanneer in Potemkin de officieren overboord gaan, en met dit (bescheiden) hoeratje meent de russische gemeenschapskunst demonstratief te hebben aangevoeld. Gemeenschapskunst naar de vorm is, krachtens de definitie, kunst, die door elk willekeurig exemplaar van de bezielde massa zou kunnen worden voortgebracht en door elk willekeurig exemplaar van die massa zou kunnen worden verstaan. Gemeenschapskunst naar de vorm is dus òf een illusie, òf onzin van demagogen, òf een welluidend woord voor algemeen dilettantisme. Gemeenschapskunst naar de inhoud is, krachtens de definitie, kunst, die zich van een algemeen beleden sentiment of gedachte bedient. Zij kan dus dáár opkomen, waar zulk een algemeen beleden symbool bestaat. De russische film is er, om te bewijzen, dat de kunstenaar ener gemeenschap als vormgever zich niettemin tot de allerindividueelste middelen wendt, om zijn doel te bereiken. Als vormgever, afgezien van de verbeelde inhoud, is ook de russische filmkunstenaar slechts de (volmaakte) epigoon van wat het individualistisch Europa bereikte. ... Laten wij dus nog liever de volkeren met zedepreken vermanen de bioscoop te vermijden, dan hun wijsmaken, dat zij tussen half acht en half tien de gemeenschapskunst dienen. Laten zij liever naar Potasch en Perlemoer gaan met de eerlijke overtuiging: ‘wij zijn een avondje uit’, dan dat zij met pijnlijke gezichten hun ‘Norico’ laten schieten, omdat zij in de kunsttempel zitten. Laten zij liever om Chaplin lachen, dan dat zij hem met alle geweld als de tragische mens van deze tijd willen zien.
Men moet niets forceren en men moet zich niets wijsmaken. Men moet zich niet in een besloten cercle opsluiten, tenzij de nood der omstandigheden het gebiedt, en men moet zich niet aan de wijde gemeenschap overgeven, tenzij de inhoud dier gemeenschap de moeite waard is. Het criterium ‘gemeenschapskunst’, voor sommigen het beloofde oorlam, is een bepaling, als er zoveel zijn; want ook elke gemeenschap heeft haar tijdelijke en ruimtelijke grenzen, zogoed als elk individu. Gemeenschap is geen blijvend bezit, maar een steeds wisselen-
de, steeds ten dele verwerkelijkte en ten dele mislukte tendenz in het leven der enkelingen.
Zelfs de russische filmkunst is niet dáárom groot, omdat zij gemeenschapsidealen verwerkelijkt, maar omdat zij gemeenschapstendenzen met persoonlijke middelen verwerkelijkt. Ook voor de film geldt, dat de gemeenschap, wil zij haar ideaal in de kunstvorm neerleggen, behoefte heeft aan het scheppende en het genietende, dus in beide gevallen aan het onderscheidende individu. De gemeenschap der bioscoopbezoekers behoeft waarlijk niet gepropageerd te worden! Zij is er! Tot voordeel van de bioscoop, tot nadeel van de film!