II Samenstelling van deze uitgave.
Ter verkrijging van een zinvolle rangschikking van de tekst in zeven delen, die ook ieder zoveel mogelijk een afgerond geheel moesten vormen, leek een automatische chronologie, indien al mogelijk, ongewenst. Meer dan de helft van het Verzameld Werk moest uit niet te voren in boekvorm gepubliceerde artikelen worden samengesteld. Het door elkaar plaatsen van boeken en artikelen, zoals het chronologisch beginsel zou vereisen, leek ons even verwerpelijk als de andere inbreuken op een logisch en aesthetisch bevredigende rangschikking, die een slaafse onderwerping aan de tijdsorde zou teweegbrengen.
Schijnbaar in strijd met de innerlijke systematiek van het werk is de samenstelling van deel II, waarin wij gaarne zouden hebben volstaan met het bijeenbrengen van het z.g. creatieve werk, d.w.z. de beide romans en het toneelstuk. Op practische gronden bleek het echter onwenselijk een deel van slechts 430 pagina's te voegen in een dundruk-uitgave waarvan de andere delen 650 of meer pagina's zouden bevatten. Daarom was het onvermijdelijk, dit ‘fictie’-deel aan te vullen met essayistisch werk. Als zodanig kwamen de beide enigszins op zichzelf staande boekjes over filmkunst, tezamen met de herziening van het daar ingenomen aesthetische standpunt Démasqué der Schoonheid, o.i. het meest in aanmerking. Het slechts 25 bladzijden beslaande romanfragment Het Plagiaat kon hier
geen uitkomst brengen, en leek ons trouwens beter op zijn plaats onder het ‘Nagelaten Werk’ in deel IV.
Deel II valt dus, zoals ook door de interlinie in de Inhoud is aangegeven, uiteen in twee delen, die om buiten-redactionele redenen in één band zijn ondergebracht.
De opzet van de indeling is als volgt:
In deel I vindt men de in boekvorm gepubliceerde essays van 1925-'31 met het bij Kaiser Otto III behorende, niet eerder in boekvorm gepubliceerde artikel ‘Een Keizer van de Staat Gods’, maar met uitzondering van de tot deze periode behorende filmboekjes. De noten bij Kaiser Otto III werden ter verhoging van de leesbaarheid, achterin geplaatst.
Deel II bevat de ‘fictie’(romans en toneelstuk) met de filmboekjes en de correctie op de aesthetische inzichten. Het enige niet eerder in boekvorm gepubliceerde stuk in dit deel is het interview met de wapenfabrikant Paul Koster, dat geschreven werd voor Het Vaderland en dat aansluit bij De Pantserkrant.
De eerder in boekvorm verschenen essays uit de periode 1931-'39, die Ter Braaks centrale problematiek betreffen (nihilisme-christendom-intellectuelenhiërarchie-democratie-nieuwe elite), zijn bijeengebracht in deel III.
Deel IV is evenals deel II uit twee ongelijksoortige gedeelten samengesteld. Het eerste gedeelte besluit het door Ter Braak in boekvorm gepubliceerde werk met de meer litterair getinte opstellen uit de jaren 1933-'40 nl. een bundel essays In Gesprek met de Vorigen en de monographieën over Multatuli en Vestdijk. Van p. 265 van deel IV tot en met deel VII vindt men onze keuze uit de niet door de schrijver in boekvorm gepubliceerde opstellen. Wij verdeelden deze in ‘Verspreide Artikelen’, ‘Critisch Journaal’, ‘Beschouwingen van de Toneelcriticus’ en ‘Nagelaten Werk’, afdelingen die in het tweede gedeelte van deel IV zijn geplaatst, en ‘Kronieken’, d.w.z. de Zondagsartikelen uit Het Vaderland, die de delen V (1933-'35), VI (1935-'38) en VII (1938-'40) vullen.
Onder ‘Verspreide Artikelen’ brachten wij langere of gedegener beschouwingen, zowel uit Het Vaderland als uit andere bronnen bijeen, vaak in karakter niet of weinig verschil-
lend van de Zondagsartikelen. De meeste ‘Kronieken’ uit het maandblad Groot-Nederland zijn hier tevens ondergebracht.
In de rubriek ‘Critisch Journaal’ verenigden wij de kortere, vluchtige stukken, die gekenmerkt worden door een satirische inslag of door de causerende toon van reisbeschrijving of reportage, en die eveneens afkomstig zijn uit verschillende bronnen. Om het actuele karakter van dit journaal te accentueren, plaatsten wij de data telkens in de tekst aan het hoofd van ieder stuk in plaats van in de Inhoud, zoals wij met de ‘Verspreide Artikelen’ en de ‘Kronieken’ deden.
Onder het hoofd ‘Beschouwingen van de Toneelcriticus’ brachten wij de stukken die op het toneel betrekking hebben, en waarvan het merendeel ontleend is aan de toneelrecensies die Ter Braak beroepshalve voor Het Vaderland schreef.
Enige fragmenten en het Journaal 1939 vormen het ‘Nagelaten Werk’. Voltooide artikelen daarentegen, die de schrijver niet publiceerde, vindt men gerangschikt naar de datum, onder ‘Verspreide Artikelen’ (‘Open Brief van een Leek aan een Theoloog’ en ‘De Pruisische Revolutie’) en in het ‘Critisch Journaal’ (‘Het Dankbare Nageslacht’, ‘Demonstratie’ en ‘Helmut Salden’).