[Critiek]



illustratie

N.B. BIJDRAGEN ONDER DEZE RUBRIEK BEVATTEN PERSOONLIJKE OORDEELEN, BUITEN VERANTWOORDELIJKHEID DER LIGA ALS ZOODANIG. ZIJ WORDEN DAN OOK STEEDS MET VOLLEN NAAM EN TOENAAM ONDERTEEKEND. - RED.

Fritz Lang: Spione
Rembrandt-Theater, Amsterdam

Ter verduidelijking van den bijzonderen afkeer, die ik voor dit laatste werk van Lang voel, moet ik het verschil tusschen de irrealiteit der ‘werkelijkheid’ en de irrealiteit der ‘verbeelding’ naar

[p. 232]

[10]

 

voren brengen; men kan dat ook als het Toeval tegenover de Kunst kenschetsen. Wanneer ik b.v. tijdens een reis door Egypte plotseling Prof. R. Casimir ontwaar, gezeten op een ezeltje en door een wijd uitgespreid ochtendblad van de ‘Telegraaf’ de silhouet van de pyramide van Cheops onzichtbaar makend, dan zal ik dit gedurende één oogenblik als irreëel voelen; één oogenblik zal deze kombinatie van verschijnselen mij doen twijfelen aan de geldigheid van de gangbare logica; maar reeds het volgende oogenblik zal ik bevroeden, dat het totaal onverwachte feit door een eigenaardigen samenloop van omstandigheden aldus tot werkelijke gebeurtenis werd en dat alleen de onberekenbaarheid van het Toeval zulks tot stand bracht. Lees ik echter het sprookje van de Vliegende Koffer van Andersen, dan zal zelfs geen moment de gedachte bij mij opkomen, dat die koffer werkelijk gevlogen heeft; in de verbeelding van den dichter werd een logische onbestaanbaarheid tot een werkelijkheid, die met bestaanskansen niets meer heeft te maken. Ziehier de irrealiteit van het Toeval naast de irrealiteit der Kunst; het is duidelijk, dat dit geheel andersoortige dingen zijn. Bij wijze van spreken zal men het volgende seizoen prof. Casimir weer toevallig in een ander reisgezelschap kunnen aantreffen, terwijl het den kunstenaar steeds onverschillig zal blijven, of prof. Casimir misschien eens werkelijk in een vliegende koffer voor een studiereis naar de maan zal worden gezonden. De film ‘Spione’ van Lang nu verheft zich nergens boven de irrealiteit van een onzinnig toeval: en dit is niet alleen de schuld van het detectivescenario, maar van de onmacht van Lang, om onwerkelijke gebeurtenissen (Casimir-Cheops) in de onwerkelijkheid der Kunst (vliegende koffer) om te zetten. Oogenbliks-stoornissen van de logica, genaamd onwaarschijnlijkheden, levert ‘Spione’ bij dozijnen op; maar de vrijheden, die Lang zich in dit opzicht permitteert, worden niet gedragen door de vrije verbeelding: integendeel, die verbeelding is de verbeelding van den burgerman met groot respect voor op geheimzinnige knopjes drukkende heeren, die voordurend als een spin in een web zitten en daaraan het recht ontleenen pal midden in het beeldvlak tegen een pas gewasschen grijzen achtergrond te poseeren. Toen in ‘Dr. Mabuse’ die achtergrond nog niet zoo mooi grijs was en Rudolf Klein-Rogge nog niet geleerd had zich zoo perfect te schminken, had de onzin tenminste nog de bekoring van het zoeken naar de volmaaktheid van den filmvorm; nu Lang die technische volmaaktheid sedert lang heeft bereikt, gaat er van zijn gefilmd bedenksel nauwelijks meer eenige kracht uit. Wij willen nu wel aannemen, dat Lang van zijn maatschappij het consigne meekreeg het ditmaal nu eens op een koopje te doen en geen Metropolis-bankroeten meer uit te lokken; maar met enkele duizenden is ‘Menilmontant’ gefilmd en heeft Kirsanoff zich de reputatie van een ernstig zoeker verworven! Hadden wij ons vertrouwen in de filmroeping van Lang kunnen bewaren, dan zou geen financiëele beperking in staat zijn geweest dit vertrouwen te schokken! Maar ‘Spione’ bewijst, dat Lang zelf niets meer toevoegt aan de historische beteekenis, die hij door de ‘Nibelungen’ zonder eenigen twijfel steeds zal blijven behouden. Hij stelt er zich mee tevreden, historie te zijn en eindeloos te herkauwen, dat het beeldvlak met zorg dient te worden behandeld: wat elke regisseur van de onbeduidendste opperettefilm tegenwoordig weet. Hij schijnt het er op aan te leggen, dat reeds de tijdgenoot de beperktheid van zijn qualiteiten gaat doorzien, door eerst in ‘Metropolis’ de ontzettende débacle en nu, in ‘Spione’, den moedeloozen overgang naar de treinlectuur te leveren. Het begint langzamerhand al tè opvallend te worden, dat de eenige film van Fritz Lang, waarin aanleiding, stof, en filmvorm tot een harmonisch geheel verbonden werden, de ‘Nibelungen’ geweest is...waarin de stof aan een reeds aanwezig gegeven werd ontleend! ‘Mabuse’, ‘Der Müde Tod’, ‘Metropolis’ ‘Spione’: wat is hun stof anders dan draak en perfide symboliek? Wat meer dan de irrealiteit van het Toeval?

‘Spione’ vereenigt de onzin van ‘Mabuse’ met den vegetarischen beeldvlakcultus van ‘Metropolis’. De ingewikkeldheid van het gegeven laat overigens niets te wenschen, en kenners van het detective-genre verzekerden mij, dat ik in dit opzicht eerbied voor de prestatie van de onvermijdelijke Thea von Harbou had te koesteren; maar van Lang verwacht men iets meer dan een Nick Carter-avontuur. Of is het in de filmwereld overal nog steeds gewoonte met zijn talenten voor een opdracht ook een belangrijke reputatie op het spel te zetten?

Mogelijk zijn beschouwingen als deze te zwaar-op-de-handsch voor de betreffende materie. Mogelijk: maar wij wenschen aan werk van Lang den zwaarsten maatstaf aan te leggen, omdat hij één der halfgoden van de film is. Ik vrees, dat het na deze episode in dienst van een onnoozele toevals-irrealiteit met den kunstenaar Fritz Lang voorgoed gedaan is. Al zal de hollandsche juffrouw Lientje Deyers, die van Lang eenige tientallen meters haar beenen mag vertoonen, dat wel niet met mij eens zijn...

 

MENNO TER BRAAK