[p. 291]

Op een Scheikundeleeraar

 
Hij was een God als hij voor de Katheder stond,
 
Want 't was alsof God zelf het spel verklaarde
 
Van samensmelten en ontleden van zijn wereldrond.
 
Hij wist het kleinst geheim van onze aarde.
 
 
 
Alleen omdat hij de formule van het zaad nooit vond (Fluisterden booze tongen, maar ik geef 't voor hooger waarde)
 
Vermeed hij elk gekus en het vertrouwd verbond
 
Dat hem - in laten echt - voor onzen heilstaat baarde.
 
 
 
Hij is een zeer knap man. Mijn hemel, zijn geleerdheid
 
Raakt zeker wel bekend buiten de muren
 
Van deze school. Zoo lang kan 't niet meer duren.
 
 
 
Maar zie de basis van zijn goddelijkheid:
 
Een misselijk ventje dat te laf om fel te spelen
 
Geleerde werd. Men moet zich niet vervelen.

R. van Aart