[p. 1132]

De Dronkenschap

 
De dronkenschap, de drift en nog een cigaret,
 
wie niet de banden breekt zal nooit de maat beminnen;
 
laat ons nu dronken zijn, voor morgen 't wijs bezinnen:
 
werd Faust niet op zijn late jaren nog gered?
 
 
 
Wij zijn te wijs, helaas, voor kinderlijken koop,
 
en vragen niet oud leed met eeuwge jeugd te ruilen;
 
wij vragen maar één avond in 't rumoer te schuilen,
 
één uur weer te gelooven aan den schijn der hoop.
 
 
 
Wij rapen hier wat lol, wij rapen daar wat schoons;
 
de kortste weg is niet de rechte, staat geschreven;
 
laat ons de meid omhelzen die ons niets kan geven
 
en door de straten dweilen als verloren zoons.
 
 
 
Te vroeg heeft ons de liefde aan de eenzaamheid gewend,
 
opdat niet veilig ons verdriet zou zijn geborgen:
 
geen drank, geen vrouw, geen rook, zal langer dan tot morgen
 
den geest beneevlen die de grens der vreugde kent.

Herreman