[p. 180]

Gebed voor den Vrek

 
Kent Gij hem wel: God schiep hem op de dag,
 
dat Hij het schema aap en gier, al spelend,
 
vermengde en, de qualiteiten delend,
 
verrast de vrek voor Zijne ogen zag.
 
 
 
Zijn neus en hals doen denken aan de gier,
 
en, als hij d'armen rond de goudhoop strengelt,
 
en met de vingers in de munten tengelt,
 
ziet Gij voor U de aap in dit boos dier.
 
 
 
Hem sluipt de armoe toe in d'avondstraat;
 
de wanhoop komt van het ziekbed afgegleden;
 
de weduwvrouw heeft zelfs vergeefs gebeden:
 
steeds onbewogen blijft dit geel gelaat.
 
 
 
Des avonds spreekt hij met de beeldenaar
 
der gouden munten, maar in zijne spinde
 
zult Gij aan leeftocht nauw' voldoende vinden:
 
van honger krampt hij veelal in elkaar.
 
 
 
Uw stille Zoon erbarmt Zich over al':
 
over het Kind, den Wijsgeer en den Gek,
 
en op een avond werpt de gele vrek
 
zijn goud Hem toe, opdat hij rusten zal.
 
 
 
Geef, Jezus, rust den dichter en den gek,
 
geef rust het kind, den wijsgeer en de nippers;
 
verscheur Uw schema's, God aan duizend snippers:
 
vanavond kreeg ik meelij met een vrek.

J. van Hattum