[p. 138]

B. de Ligt
Naar de maan

De dichteres, die deze belijdenis uitzendt tot alle bewogen harten in de wereld, heeft de onweerstaanbare macht van de geestelijke realiteit ervaren.
Zij heeft zich voor de werkelijkheid gebogen met de deemoed van alle harten, die niet optornen kunnen tegen de onverzettelijke machten.
J.J.M. in ‘Het Vaderland’

Mevrouw Roland Holst heeft vorig jaar bij Nijpels, in prachteditie, dit jaar bij Brusse, in goedkoope uitgaaf, een bundel poëzie het licht doen zien, ‘Verworvenheden’ getiteld. Het werk getuigt van een rijk gemoedsleven, een wonderbare begaafdheid en een bizondere beheersching der (oudere) dichttechniek. Er staan veel ‘mooie verzen’ in. Er schieten vaak geniale flitsen door. En toch...

Het is geen toeval, dat Neerlands dichterlijkste burger en Hollands stichtelijkste kleinburger in ‘N.R.C.’ en ‘Telegraaf’ dit werk om strijd hebben geprezen en predikanten er, als vliegen naar de suiker, op zijn neergezwermd: dit met zooveel plechtigheid ten doop gehouden boek is geestelijk noodlottig-onoorspronkelijk, zedelijk diep-conventioneel. Wat moet een revolutionair in Gorki's zin, een eeuwige revolutionair, ermee beginnen? 's Lands officiëele recensenten hebben erover geschreven, als bereidden zij begrafenisredenen voor: de cirkel gaat zich sluiten; het winterseizoen is aangebroken; kortom, de dichteres wordt oud, ze is bedenkelijk rood geweest - men heeft haar zelfs ‘de Petroleuse’ genoemd -, maar dat is nu voorbij: de verloren dochter komt ten slotte deemoedig thuis; zij gaat - zoo constateert men zeer bevredigd - thans sterven, gelijk het behoort.

Ziedaar het treurige in deze zeer schoone historie. Men kan waardeering hebben voor den vorm, eerbied voor de haast verlegen makende openhartigheid...De eerste vraag is zelfs, of zùlk een openhartigheid nog wel geoorloofd is.

Had mevrouw Holst haar gerechten op ossekop- en pannekoekpapier alleen aan een kring ingewijden opgediend, en ze voorts nog voor stichting behoevende rijkaards en aesthetische fijnproevers beschikbaar gesteld, we hadden wellicht het recht niet, er verder veel over te spreken. Ieder behoort individueel zijn leven af te kunnen maken, als hij wil. Maar sinds kort is deze bundel ook voor lagen prijs te koop; wordt m.a.w. voor een bepaalde levensopvatting op dichterlijke wijze ruimschoots reclame gemaakt. Een zeer aanlokkelijk toebereide spijs is thans voor Jan en alleman verkrijgbaar. Welnu dan, is dit voedsel wel gezond?

Ik meen van niet: deze ‘Verworvenheden’ wekken, onderhouden allerlei verdorvenheden. Haar mooie vorm verhoogt slechts de kracht der verleiding.

Vatten wij onmiddellijk de kern. Lang zoeken is niet noodig: ze wordt door groote letters aangeduid. Ik heb echter - allereerst bij mijzelf - reeds lang ontdekt, dat kapitalen haast altijd verdacht zijn, vooral wanneer het om ‘eeuwige dingen’ gaat. Het is natuurlijk ook dichttechnisch zwak, als men door hoofdletters op Leven, Hemel, Liefde, Vrouw of Kind extra de aandacht moet vestigen. Wat dan te zeggen van deze kanonade majuskels, dwars door bladzij 26:

 
IK HEB DEN DUISTEREN EN HARDEN WAAN
 
GELIJK EEN KETEN ACHTER MIJ GELATEN
 
EN ALS EEN KIND GAAT DOOR DE MORGENSTRATEN,
 
GA IK, MET LICHTE KLEEREN AANGEDAAN.

Gaat hier werkelijk een kind? Ach, dan zou ze het immers niet zeggen. Ze doet, alsof ze zoo gaat, omdat dat in de stichtelijkheid zoo hoort - zelfs Nietzsche kon zich hiervan niet bevrijden -. Ze doet, alsof ze als een kind gaat, al weet ze wellicht nog niet, wat ze doet: ze speelt haar leven af in een voorbijën stijl; vervalt van den eenen waan eenvoudig in den anderen. Ze keert psychisch terug, poogt dit ten minste te doen. Als ze niet oppast, zal ze op zeer schoone wijze verkindschen! Ze zoekt naar de van ouds bekende ‘baai’; haast zich naar de befaamde ‘veilige haven’. - Is die er echter wel? Waarom moet die er zijn? En al is die er werkelijk. waarom zou die haar wachten? - Ze wil op 't eind geen schipbreuk lijden. - Maar waarom zou ze niet wel schipbreuk lijden? Moet

[p. 139]

het alles nu ook nog ‘goed afloopen’, nadat ze het al zoo oneindig goed heeft gehad? - Indien een kreupeldichter rijmen zou:

 
Heer, ik word bedenk'lijk grijs.
 
Neem mij op in 't Paradijs...

een oudgeworden christenpoëet zou zingen:

 
Ik reis naar den Hemel,
 
ik wieg op mijn Kemel,
 
door d'aardsche woestijn.
 
Ik rijd op mijn Heiland,
 
die ijlt naar een Eiland
 
vol bloemen en palmen,
 
waar 't zalig zal zijn...

zou H.R.H. meewarig glimlachen om...den vorm. Maar is er wel verschil tusschen den diepsten zin van deze poëzie en de hare? Het staat wat meer literair, om in een natachtigschen dichtstijl van ‘Vrede’, ‘Weemoed’, ‘Hoop’ en ‘Geestdrift’ te spreken. Maar is er wel verschil in levensstijl? Hoe anders toch de strijd, de onmacht en het sterven van Herman Gorter. Daar viel niet mee te spotten.189

Er gaat door dezen bundel de geest een er gelukkig meer en meer verouderende religie, die zekerheden zoekt voor de ziel tegen, tijdens en na den dood. Die meent, op dergelijke zekerheden zelfs te mogen rekenen. Er klinkt een roep uit op om die ‘olie’, dat ‘brood’, welks wonder voedt in schralen tijd, opdat wij niet ‘in zwakheid ondergaan’ maar ons hart ‘zich steeds verblijde’. Hoe spitsen alle priesters hier de ooren. Hoe staan ze met het sacrament der stervenden bereid!

Waarom niet erkennen, dat het soms beter kan zijn, wel in zwakheid onder te gaan? Waarom verlangen naar smaakloos - smakeloos - eeuwig verblijden? Waarom zich niet boven zijn lot verheffen en zeggen: Wat zou het? Waartoe - om het eenvoudig uit te drukken - over dit alles zulk een captie maken, dat tientallen binnen- en buitenkerksche dominees driftig' aan 't hinniken slaan?

Niet lang geleden vierden in Rotterdam twee predikanten een vijf-en-twintig jarig jubileum. Scharen geloovigen stroomden hun Medrano binnen. Ze besloten het eerste lied:

 
Eeuwig blijft uw trouw bestaan....
 
Laat ons niet verloren gaan!

Tegen het einde der bijeenkomst werd een der hoofdpersonen overmoedig. Hij waagde een acrobatischen sprong in de hoogere dialectiek en keerde - naar de bladen meldden - onvervaard de beide regels om:

 
Laat ons niet verloren gaan!
 
Eeuwig blijft uw trouw bestaan....

't Publiek stond paf. Ofschoon men deze verzen even veilig kantelen kan als een reddingsgordel: kurk blijft drijven - en dat is de hoofdzaak.

Duik toch eindelijk vrij onder! - zouden wij zulk mansvolk willen toeroepen - Wat zou het nog, al gingt gij wel ten onder? Misschien is dat oneindig interessanter. Kosmisch gezien zeer zeker, en, zoo niet voor u. dan toch voor ons.

 
Men kan er thans op aan, dat dergelijke heeren
 
de poëzie van R.H. op den kansel citeeren.

Dat moest eenvoudig niet kunnen.

‘Verworvenheden’ bevat slechts ‘oude wijsheid’, die door anderen eens voorandere tijden werd verworven. Het is weemoedig af: het laat niets meer open. Het is verdrietig satisfait, zelfs in zijn ziekelijke onvoldaanheid.

Keeren we naar het begin terug - ik bedoel van het boek -, naar het eerste gedicht, dat men tot vreugd der onderwijzeressen op de jongemeisjeskostscholen spontaan van buiten leert, en waardoor J.J.M. geïnspireerd werd tot een rust-een-weinig in...‘Het Vaderland’:

 
Gedenkt mij in uw gebeden!
 
Gebeden hebben kracht:
 
zij komen als stralen gegleden
 
door onze nacht.
 
 
 
Gebeden zijn gedachten
 
gedrenkt met innigheid,
[p. 140]
 
gevormd in zuivere zachte
 
ootmoedigheid.
 
 
 
Hun mildbewogen vrede
 
geneest de eenzame pijn; -
 
gedenk mij in uw gebeden,
 
opdat ik geheeld moge zijn.

Ik hoor liever Job zijn leven vloeken. Verkies de prediking van Ommen's heiland Krisjnamoerti: die stuwt tenminste boven ziekelijke zelfzucht uit. Men kan ook nuchter, zakelijk, coué-en. Maar dit!

H.R.H. is een der geniaalste vrouwen, die Nederland ooit voortbracht. Zij is begaafd op velerlei gebied van kunst en wetenschap. Ze schrijft en spreekt - twee onuitputtelijke vreugden. Ze heeft geleefd in gunstige omstandigheden: er is bijna geen sterveling, die zóó kans kreeg zijn gaven te ontplooien als zij. Ze profiteerde van het beste in burgerij en proletariaat beide. Haar geest omhelst Dante en Marx, Lenin en Freud. Zij heeft zeer diep geleefd, hartstochtelijk geleden, met haar gaven gewoekerd, en groote dingen gedaan...Het einde nadert. En 't gaat haar haast nog erger dan Van Eeden. Ze zoekt niet slechts een ‘veilige haven’ voor haar gehavend jacht; ze schouwt die niet reeds lokkend aan de kim. Zij wil nog meer. - Wantrouwt zij soms haar verbeelding? - En ze vraagt andere menschen, minder begaafd, oneindig minder bevoorrecht, om ook nog voor haar te bidden, opdat ze geheeld moge zijn,

 
en, als een perzik,
 
rust' in rose watten.

Heilige Maria, vol genade voor...anderen, genees toch zulk een geestelijke krankheid!

‘Het is een wonderlijk gevoel: te weten, dat anderen voor ons bidden’, verraadt de predikant van ‘Het Vaderland’ - die, naar ons motto leer, enfant terrible speelt. Hij maakt er zelfs een heele conjugatie van, en besluit:

‘Laat ons bidden voor elkander’.

Dan zullen alle gebeden ‘elkaar raken’.

En ‘in één heveling’ ten hemel stijgen...

Het wordt een zeppelinade!

- Waarheen dan?

Naar de maan.

 

Onex, Genève, 11 Nov. '28

Proef op de som

Nadat het voorgaande reeds was verzonden, deelde men mij mede, dat Bernard Verhoeven, secretaris van den Bond van Vereenigingen voor Geloof en Wetenschap, te Sittard een lezing heeft gehouden over den ‘zielegang van Henriette Roland Holst’.

‘In een meesterlijk slotwoord wekte spreker de aanwezigen op voor Henriëtte Roland Holst te bidden en te steunen het Carmelietenklooster te Arnhem; immers in de contemplatieve orden worden de groote bekeeringen voorbereid.

Laten wij den zielegang van Henriëtte Roland Holst helpen besluiten, dat zij in ootmoed de zielsrust moge vinden, waar Frederik van Eeden haar voorgegaan is: aan den voet van het altaar.’

Aldus de Limburger Koerier.

Sapienti sat.

 

5 XII 1928

B.d.L.

189Ook bij H. Gorter wijst later allerlei op zwakte. Dit betreft vooral zijn kunst. Zedelijk echter dorst hij arm te wezen, eenzaam te zijn, pijn te hebben, zuiver te blijven vooral, ondanks alle lukken of mislukken.