Menno ter Braak
aan
Henrik Scholte

Eibergen, 15 juni 1925

Eibergen 15.VI.'25

 

B.H.

Via Dick ontving ik je zeer gewaardeerde uitnodiging tot het aanvaarden van een ev. redacteurschap van een ev. op te richten blad. Natuurlijk stel ik de invitatie op prijs; maar verschillende redenen nopen me 1o buiten alle andere bezwaren om het redacteurschap te weigeren en 2o mijn principieele bezwaren tegen de oprichting je even mee te deelen. (Dit natuurlijk ook geheel voor Jan bedoeld.) Dick verzocht me nadrukkelijk onafhankelijk van zijn tegenwerpingen te oordeelen, wat ik bij dezen doe; ik ben het echter op de meeste punten met hem eens.

1o Omdat ik het volgend jaar doctoraal wensch te plegen, zou ik in ieder geval geen leidende positie hoe ook aannemen. Ik ga uit de P.C.redactie om de journalistiek te ontvlieden en ga haar dus niet elders adoreeren. Mocht de oprichting doorgaan, dan wil ik van tijd tot tijd met genoegen meewerken.

2o Tegen de oprichting zelf heb ik de volgende bezwaren. Ik geloof, dat het noodzakelijk zal moeten leiden tot ver-journalistizeering. Voor uitvoerigen critiek (essay) zijn de Vrije Bladen toch voldoende! Waarom moeten we ons in geflodder verliezen als de ‘notities’ van ‘Boek & Kunst’, die heel aardig zijn om boeken te krijgen, maar toch verder weinig serieuze beteekenis hebben? Bovendien is de beperking tot ‘nationale poëzie’ ruimschoots benauwd. Ik voel ontzaglijk veel voor een soort nieuwe ‘Mosgroene’, ‘Nieuwe Kroniek’ of iets dergelijks, besef tegelijkertijd de financieele moeilijkheden. Maar die bestaan toch evenzeer voor een orgaan voor poëzie alleen. De redactie zou dan ook veelzijdiger georienteerd moeten zijn. Nogmaals, voor een veelzijdige ‘Mosgroene’ van jongeren kun je me dadelijk krijgen.

Aan dit blad is toch ook nauwelijks behoefte; m.i. zou je het aantal abonné's, voor de instandhouding noodig, nauwelijks in de wacht sleepen. Veel beter lijkt me in de huidige omstandigheden de annexatie, langzaam maar zeker, van ‘Den Gulden Winckel’, ‘De Witte Mier’ c.s., die de ‘boekenvrienden’ over het heele land bereiken. Je gaf zelf trouwens het voorbeeld in ‘Nieuwe Gids’ en ‘Nederland’.

Dit zijn mijn tegenwerpingen. Je weet dus, hoe ik tegenover de oprichting sta; het lijkt me een zaak zonder perspectief. Voor het beginsel: een algemeen weekblad, uitgaand van de jongeren, voel ik meer dan alles!

Hoe staat het met de Blaricumsche feesten? Zeer gespannen. Je schrijft toch voor P.C. over het openluchttheater?

Hart. gr., vanuit de eenzaamheid,ook aan Mies en Jan

t.a.t. Menno ter Braak

 

Niet [woord onleesbaar] over verdwijning Jan C.

 

Origineel: Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie