Menno ter Braak
aan
H. Marsman

Rotterdam, 15 januari 1931

R'dam, 15 Jan. 1931

B.H.

Vanavond sprak ik met Bouws over je brief. Hij zal je persoonlijk nog antwoorden, wacht daar dus even op. In ieder geval zal hij je adviseeren, Stols deze kans te geven, omdat deze werkelijk vast van plan is zijn aandacht meer op het ‘gewone’ boek te richten. Nijgh & v.Ditmar zijn natuurlijk ongetwijfeld prima exploitanten, maar van hetzelfde beginsellooze kaliber als de Haan; reden, waarom Bouws ook met de laatste gebroken heeft.

Ik ben blij, dat je De Gemeenschap als candidaat laat schieten. Werkelijk niet om het katholicisme ditmaal, maar omdat de behandeling, die Kuyle ‘zijn auteurs’ te beurt laat vallen, grenst aan oplichterij, als het al geen zuivere oplichterij is. Hij is als de compagnon uit ‘Sjooks’ (overigens een buitengewoon charmant verhaal). Ik zelf ga Zaterdag naar Du Perron en hoop dan tevens Stols nader te spreken over de toekomst. ‘Hampton Court’ zal wel bij v. Loghum Slaterus verschijnen, denk ik, maar ik voel veel voor Stols, als richting.

Door mijn actueele trouwplannen zit ik in veel rommel, tracht ondertusschen het boek af te maken, omdat het in mijn hoofd af is en nu ook op papier moet.

Ik heb laatst ‘Breero’ in de vijfde klas gymnasium voorgelezen, na eerst werk van hemzelf te hebben voorgelezen. Het leest prachtig, en de jongens waren van a tot z geboeid, hebben, voorzoover ze nog niet verkalkt zijn, door het gedicht Breero werkelijk gezien!

Zeer benieuwd naar ‘Vera’!

Tot ziens, hart. gr., ook voor Rien,

je Menno

 

Origineel: Den Haag, Koninklijke Bibliotheek

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie