D.A.M. Binnendijk
aan
Menno ter Braak (Eibergen)

Zutphen, 5 augustus 1928

Zutfen, 5/8/'28

Strikt persoonlijk

 

Beste Menno,

Hoe gaat het, en wat doe je? Het leven der laffe burgers beschrijven, je tooneelstuk beëindigen, stuk over Otto flanzen? Wat? En de liefde? Wanneer gaat Jo naar Hilversum?

Allemaal vragen!

Ik kreeg je brief opgezonden naar Eindhoven. Ik bleef n.l. in Amsterdam, bij Enny, en ging vandaar naar E. Het was een, voor buitenstaanders ietwat zonderlinge, toestand, zoo met zijn drieën samen te wonen maar voor ons zelf schikte alles zich als vanzelf. Enny en ik gaan nu samenwonen, in Soestdijk, waar wij tot 1 Januari een huis huurden onder het volgende officiëele motto (denk daar s.v.p. aan!): zij gaat daar met Edo voor gezondheid wonen en ik kom bij haar en pension. Dit lijkt ons volkomen veilig, vooral omdat het huis aan den rand van Soestdijk ligt, zoo ver mogelijk van Baarn verwijderd en juist vlak bij den trein. God geve nu maar, dat ik vast benoemd word, anders weten wij in Januari niet waar wij heen moeten. Indië? Liever niet.

Er komt een logeerkamer, dus ik hoop je te zien zoodra dat eenigszins kan. Op het oogenblik bestudeer ik ijverig de gesch. der Ned. Letterkunde en andere schoolboekjes. Het lijkt mij noodig eenigszins beslagen ten ijs te komen, zóó, dat je ook zonder boekje voor je neus iets kan vertellen.

Aan Henrik schreef ik, dat ik dan maar instem met mijn redacteurschap. Het geld kan ik n.l. met die verhuizerij etc. best gebruiken. Als ik in nood zit, spreek ik jou, met je koninklijk inkomen, aan!! Blijf je tot September in Eibergen? Deze week ga ik nog eens naar Soestdijk en Amsterdam, alvast wat opruimen en ordenen. Enny komt morgen hier eenige dagen logeeren, dan gaan we samen terug. - We moeten het een en ander huisraad van mijn ouwelui lospingelen.

Van Emmy, die van al mijn plannen en van al de gebeurtenissen nog niets weet (ik vertel haar dat liever dan dat ik al die finesses per brief behandel) kreeg ik een beroerden verlangenden brief, die ik bijna niet kon beantwoorden. Waarom blijven er toch altijd - ook als je eindelijk een rustig geluk hebt veroverd - haakjes aan het verleden die op alle oogenblikken zich weer weten vast te slaan? Ik had gedacht absoluut vrij te zijn geworden van het oude gevoel, maar die brief bewees, dat wat een doodsslaap scheen slechts een sluimering was. Ik heb er nu het mes bij gebruikt. Dat is het beste, want aan niets ter wereld wil ik iets van mijn liefde, die mij eindelijk ‘gelukkig’ heeft gemaakt, opofferen.

Zie ik je binnenkort? De vacantie gaat voorbij, zonder dat wij elkaar, zooals anders, behoorlijk en langdurig spreken. Schrijf in elk geval gauw en uitvoerig. Doe hartelijke groeten aan je familieleden en aan Jo; en jij zelf een stevige poot van

je Dirk

 

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie