Victor E. van Vriesland
aan
Menno ter Braak

Blaricum, 17 juli 1925

Blaricum, 17 Juli '25

Amice,

Als ik je niet dadelijk schrijf, kom ik er zoo gauw niet meer toe, daar ik voor een week op reis ga. Ik dank je voor de toezending van je beide prozastukjes. Zoo je van mij een ietwat dieper gaande beschouwing daarover verwacht, iets waaraan je, vrees dan aan een persoonlijken indruk, verder iets zoudt hebben, moet ik je teleurstellen. Ik ken je te weinig om na lezing van slechts twee kleine stukken iets aan te geven, te vinden, te concludeeren, dat je meer over jou dan over mijzelf, - mijn toevallige reactie - zou zeggen. Na dit voorbehoud volgt dan mijn oordeel, dat dus voor je komend werk niet verhelderend, instructief kan zijn, maar hoogstens een algemeene aansporing tot verder werk...en.

Naar mijn meening is, wat je me gezonden hebt, wel van belang en ook wel van dezen tijd. Dit laatste wil zeggen dat ik er ook voor de toekomst mogelijkheden in voel. Er is eenige invloed van Houwink, maar niet overdreven veel, en met vermijding van enkele van diers zwakheden. Daar er echter geen andere invloeden zijn aan te wijzen, lijkt die van H., als eenige, grooter dan hij werkelijk is. Het werk is sterk, maar heeft misschien het zwak, sterk te willen zijn. Het nagelaten proza van den jong gestorven Gerard van den Hoek is eraan verwant. Maar vooral diens ‘Gevloekte Thuiskomst’ is grooter, en het zou een toetsteen, een vuurproef voor je proza zijn, om ook zoo iets van langeren adem vol te houden. Van deze krappe puntige moment-opnamen (ik denk ook aan Jules Renard's Histoires Naturelles!) moet je tijd-opnamen maken, maar dit natuurlijk... met dezelfde lens, hetzelfde toestel. Ongetwijfeld zou het goed zijn als je de Duitsche expressionisten bestudeerde; niet de bekende (Edschmid, Sternheim), maar de jongsten: Brecht (‘Trommeln in der Nacht’), Bronnen (‘der Vater’ en vooral ‘Schekspirs Tod’), Kafka (‘Der Heizer’) enz.

Modern is je werk omdat het niet lyrisch is en naar concentratie streeft. Het gevaar voor gevoelsverdorring is naar ik meen bij jou nog niet aanwezig - voorzoover ik naar deze twee specinima oordeelen kan. Aanmerkelijk veel beter dan ‘De Amateurfotograaf’ acht ik ‘De Handelsreiziger’. Dit acht ik gaaf in onderdeelen en als geheel.

‘De Amateurfotogr.’ is veel minder een geheel geworden. Meer dan het andere stukje, - te veel - neigt het naar het anecdotische. ‘Kiezelig pad’ is geen kiezelpad maar b.v. een zandpad waar ook wat grind op ligt en dat daardoor als bijkomstige eigenschap ook iets ‘kiezeligs’ krijgt. Maar erger is het slot ‘Angst snoert weer zijn keel’ mist werking omdat de opverdreven opgeschroefdheid hier niet voorbereid of anderszins gerechtvaardigd is. - ‘En hij prevelt een onhoorbaar gebed’ heeft dezelfde fout en is bovendien nog conventioneeler. Bepaald storend. Al maakt ‘dat hem doet blozen’ het 'n beetje goed. - ‘het verwezen torentje’ is een aardige vondst (uit meerdere). - Maar je moet je er zeer voor in acht nemen, geen aaneenschakelingen van aardige vondsten te gaan schrijven. ‘De weeke waaier van het diafragma’ is prachtig!

‘De Handelsreiziger’ is te goed, is ook tezeer een geheel geworden, om er onderdeelen van te ontleden. Het behoort tot het zeer goed proza dat ik las. - Op iemand die dit kleine stukje proza schreef geloof ik groote verwachtingen te mogen bouwen.

Handdruk tt.

V. v. Vriesland.

 

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie