Victor E. van Vriesland
aan
Menno ter Braak

Den Haag, 5 december 1927

Den Haag, 5 December 1927

Care. -

Voor het in je brief geopperde plan heb ik de grootste belangstelling: zoo ooit, dan lijkt ook mij van dèr Mouw's poëzie een bloemlezing volkomen gemotiveerd. Populair zal hij wel nooit worden, maar een juiste keuze uit de meer bevattelijke verzen - bevattelijk voor een grooter kring dan die van de logge, slecht geëxploiteerde Versluys-editie kennis nam, met weglating van groote serie's, en aangevuld met enkele geschikte ‘inédits’ (waardoor ook de bezitters der beide bestaande deelen zich voor deze bundel zouden interesseeren), zou ongetwijfeld Adwaita's beteekenis nader brengen tot het grooter publiek waarop hij recht heeft.

Ik waardeer bizonder je intentie, de bloemlezing door mij te laten samenstellen en zou dit eventueel gaarne op mij nemen in welk geval ik er prijs op zal stellen overleg met je te houden omtrent het resultaat mijner keuze.

Heel jammer vind ik, dat je overweegt, je in de Vr. Bl. verschenen essay over Adwaita als inleiding door een nieuw te vervangen. Je kent mijn groote waardeering voor bedoeld opstel. Zou het niet mogelijk zijn, het uit de bij Querido te verschijnen publicatie te lichten, en als daar bezwaar tegen bestaat, is er dan zooveel bezwaar dat het stuk in beide functie's verschijnt? Het zou zoo goed zijn als je stuk juist op deze wijze, als inleiding, de lezers der verzen bereikte. - Ik ben er niet blind voor, dat het misschien iets te zwaar gesteld en te uitvoerig is, voor het grooter publiek dat deze anthologie bedoelt te bereiken. Maar dat bezwaar acht ik niet zoo groot: ook het werk zelf toch van D.M. vraagt inspanning van den lezer, waarom dan niet deze introductie, die een zoo voortreffelijke sleutel tot de geheele figuur van den schrijver is? Ik zou er dan ook sterk op aan willen dringen dat je nog eens goed overweegt of het niet wenschelijk is, het Vr. Bl.-artikel te gebruiken.

Wat mij betreft zou ik er prijs op stellen in een korte notitie van hoogstens een pagina mijn keuze te verantwoorden. Daar zal wel geen bezwaar tegen bestaan.

Dan zou ik natuurlijk moeten weten, hoeveel vel verzen maximum Nypels bereid is, uit te geven.

Nog iets. De naam van den uitgever Nypels is voor mij verbonden aan zeer kostbare en beperkte editie's. Is dat ook nu de bedoeling? Naar mijn meening zou een dergelijke wijze van uitgeven, hoe fraai vaak op zichzelf, in dit geval weinig stroken met het doel van deze bloemlezing: wijdere bekendheid van het dichterlijk oeuvre van Adwaita. Het resultaat van je besprekingen over een en ander met Nypels zie ik dan ook met belangstelling tegemoet.

Ik zou je echter willen aanraden hem eerst nog maar voorloopig te antwoorden en deze besprekingen over détailkwesties uit te stellen totdat is komen vast te staan, dat zulk een uitgave eener bloemlezing überhaupt wettelijk geöorloofd en dus mogelijk is. Ik zal dat ter spoedigste onderzoeken. - Het geval zit n.l. zoo, dat ik een contract met Versluys heb. Ik zeg ‘ik’, omdat het niet alleen de ‘geestelijke rechten’ op Dèr Mouw's werk zijn die bij mij berusten, maar na zijn dood hebben de erfgenamen ‘bij onherroepelijke materieele volmacht’ ook alle auteursrechten in juridischen zin aan mij overgedragen. En daarmede zijn overeenkomst met Versluys, waardoor ik gewoon als contractant in zijn plaats gekomen ben. Nu zal Versluys de uitgave dezer bloemlezing, die stellig in zijn nadeel is, ongetwijfeld zooveel mogelijk dwarsboomen, d.w.z. als hij er wettelijk het recht toe heeft zal hij haar verhinderen, desnoods door in beslagname. Of hij dat recht heeft, dan wel of ik het recht heb een bloemlezing uit te geven, weet ik niet. Het is juridisch een gecompliceerde kwestie, en ik kan niet anders doen dan Keuls om advies vragen, na hem de zaak uiteengezet en hem het contract ter inzage gezonden te hebben. Dit laatste bevindt zich momenteel in mijn brandkast te Rotterdam, ik zal het er deze week gaan weghalen om het Keuls te zenden. Zoodra ik zijn advies heb zal ik je nader berichten. Van harte hoop ik dat het plan legaal blijkt, of dat Keuls anders een middel vindt om het wettelijk geöorloofd te maken.

- Ik kom zoo goed als nooit in Amsterdam, en dan nog in de grootste haast. Ik hoop echter dat jij weer eens in Den Haag komt en dan gelegenheid vindt de zaak eens te komen bespreken. Intusschen zal ik je op de hoogte houden, doe jij hetzelfde.

Tot ziens en hartelijk gegroet,

steeds t.t.

V. v. Vriesland.

 

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie