Ant Faber
aan
Menno ter Braak [Rotterdam]

[Zutphen], [voor 11 maart 1932]

Beste Menno.

'k Ben de heele week al doende, om je even een episteltje te sturen. Zondagavond goed thuisgekomen; de beide logées waren weer vertrokken, volgens Mineke één aardige en één snertmensch, dat aldoor ‘zus’ tegen haar zei.

'k Moest in de trein aldoor nog denken aan het gesprek 's middags aan tafel. Wat me van jou altijd zoo opvalt is de manier, waarop je de menschen bekijkt en beoordeelt en direct naar uiterlijkheden classificeert. Iemand is toch in de eerste plaats gewoon ‘mensch’, even als je zelf bent, alleen wat anders uitgewerkt. Een kellner is toch niet in de eerste plaats kellner, al geef ik toe, dat het vaak voorkomt, dat hij meer kellner is dan mensch; maar je kunt daar toch bij voorbaat maar niet van uitgaan.

Ik begrijp ook nooit goed die behoefte aan begrenzing. Inkomen beneden f 30 arbeider, wordt op de Beukelsdijk niet toegelaten (in de Rozenhoflaan wel) enz. enz.

Ik bedoel hier niet mee, dat jij met arbeiders enz. even goed moet kunnen omgaan als met menschen van je eigen ontwikkeling. Dit is een kwestie van aard en aanleg en hoeft met je beoordeeling van menschen niets te maken te hebben.

Waarom blijven die menschen niet allemaal dieren. Een deel van 't menschdom schijnt nu eenmaal meer behoefte te koesteren, waarom weet ik ook niet. Waarom blijf jijzelf niet alleen dier, wat versta je er eigenlijk onder.

Jullie praten altijd over iemand, die een ‘vent’ is. Dit en dat is tegen hem maar tot slot is het een ‘vent’. Dit kan je toch algemeen toepassen en niet alleen op je eigen geestelijke stand of met het oog op de dikte der beurs? Wat heeft anders het begrip ‘vent’ voor waarde.

Je was anders wel gezellig aan 't doordraven Zondag. 'k Moest even denken aan Greshoff: ‘Ter Braak klimt op z'n kathedertje en slaat aan 't orakelen’. Gemeen hè?

Gaarne schriftelijk repliek. Op m'n vorige brief heb ik eigenlijk ook niet veel antwoord gehad, met m'n uitwijding over het Maatsch. Werk ben je het natuurlijk niet eens. Misschien heb je er maar wijslijk over gezwegen.

Forum heb ik nog steeds niet gelezen. 'k Heb nergens tijd voor deze week. 't Hangt me de keel uit! In zoo'n stadium raak ik weer eenigszins verzoend met m'n plannen, en verheug me er zelfs op. Er komen al eenige vastere vormen opdagen.

Hoor eens; van die foto van jou schrijftafel waren dunkt mij twee exemplaren. Eén daarvan kon je mij wel sturen. Ik durfde er Zondag niet om te vragen, daar ik mezelf verdacht van sentimentaliteit. Dit is niet het geval. Ik wil er erg graag een van hebben, als je een missen wilt of kunt.

Dinsdag ga ik met de Pipa naar den Haag, 's middags maar direct mee naar de kamer. Kom jij Woensdag in den Haag of zal ik Rotterdam waarts komen? Je schrijft zeker wel even, wat je voor plannen hebt. 'k Was niet erg aardig met m'n weigering om een mantel met je te gaan koopen. Ik ben ook niet erg aardig. Ik zal me aangaande deze tak van bedrijf beteren!

Dag hoor!

Hart. gr.

Ant

 

'k Schrijf in haast!

 

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie