Menno ter Braak
aan
Victor Varangot (Brussel/Woluwe St. Pierre)

Den Haag, 12 januari 1936

12 Jan '36

 

B.V.

Het spijt me, maar ik voel niets voor dat portret. Als de menschen mijn portret willen zien (zoolang ik nog niet dood ben) kunnen ze bij het interview van 's Gravesande mijn caricatuur vinden en als zij daarmee nog niet tevreden mochten zijn, kunnen ze ook nog een van mijn boeken lezen. Mocht je dus toch aan het portretteeren willen gaan, dan weet je, dat je mijn bedoelingen contrarieert. Ik voel absoluut niets voor die tweedehands-aftreksels van iemands persoonlijkheid, wanneer ze niet ontstaan zijn (zooals in het geval Wijdenes) uit een jarenlang wederzijdsch contact. En in het geval in quaestie zou mij dit portret al buitengewoon pijnlijk zijn; ik heb opgegeven daarover met je te debatteeren, maar ik had toch eigenlijk niet verwacht, dat je mij met dit voorstel onder deze omstandigheden zoudt aankomen. Laten we dus verder over deze fotografische aangelegenheid zwijgen, en vraag aan Stols, of je iemand anders voor je rekening kunt nemen.

Het ex. van de dissertatie gaf ik destijds aan Stroman in vollen eigendom. Als Truida het dus terug wil hebben, lijkt het me het best, dat zij hem zelf er om vraagt.

h.gr. v.h.t.h.

Menno

 

Origineel: Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie