Nijgh & Van Ditmar N.V.
aan
Menno ter Braak

Rotterdam, 10 juli 1935

10 Juli 1935.

Den weledelzeergeleerden Heer

Dr. Menno ter Braak

Pomonaplein 22

Den Haag.

Beste ter Braak,

Je brief van 7 Juli heb ik nog niet heelemaal kunnen verwerken en dit zal je niet onbegrijpelijk voorkomen. Ik behoef niet nader aan te duiden, dat het vertrek van jou als redacteur van Forum een groote teleurstelling beteekent. Wij hebben nu zooveel jaren samengewerkt, beiden hebben wij het tijdschrift opgericht en ik zou durven zeggen, dat wij daar ook beiden ons hart aan hebben verpaND. Ik kan echter niet anders dan je motieven billijken en het feit, dat je geregeld aan het blad zult blijven meewerken, verzacht natuurlijk het onprettige gevoel dat ik heb wegens je aftreden als redacteur.

Wat den opvolger betreft, dien je mij voorstelt, nl. Marsman, het is inderdaad waar dat hij geen bijzondere sympathie van mij is, maar wij moeten dat natuurlijk ook niet te zwaar nemen. Persoonlijk heb ik met Marsman nimmer een geschil gehad, maar er zijn enkele artikelen die ik van hem heb gelezen de laatste jaren, die van een dergelijke ruwheid zijn, dat ik die geest niet gaarne zou zien vertegenwoordigd in Forum. Het lijk mij echter beter om dit punt voorloopig nog even te laten rusten en in een samenkomst te bespreken.

Hoewel ik op het oogenblik nog niet absoluut kan zeggen, dat ik terugkom op mijn mededeeling in de vergadering jl. het blad te staken indien jij aftreedt als redacteur, wil ik toch meteen zeggen, dat het opheffen van het tijdschrift mij heel zwaar zou vallen en dat niet alleen vanwege het tijdschrift zelf, maar ook t.o.v. hen, die vanaf het begin hun volle sympathie en medewerking mij op de meest ondubbelzinnige wijze hebben getoond.

Ik zou je dus willen vragen om nu een afschrift van je brief aan mij te zenden aan Vic en Vestdijk, die ik dan over een paar dagen zal opbellen om te vragen een en ander nog eens met mij te willen bespreken. Ik hoop dat jij daarbij dan ook tegenwoordig zult zijn.

Ik ben de geheele maand Augustus afwezig, als je kunt dus nog vóór 1 Augustus en anders direct begin September.

Ik wil niet nalaten je te zeggen, dat je brief van 7 Juli, niettegenstaande de teleurstelling die daarin vervat is, in veel opzichten voor mij aanleiding is om de banden die er tusschen ons bestaan niet alleen te handhaven, maar voor wat mij betreft indien dat mogelijk is nog te versterken.

Met hartelijke groet,

D. Zijlstra

 

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie