Menno ter Braak
aan
H.E.G. ter Braak en G.A. ter Braak-Huizinga (Eibergen)

Berlijn, 2 maart 1927

Berlijn, 2 III, 1927

 

Beste vader en moeder

Eindelijk begint het hier dan ook eenigszins lenteachtig te worden, zoodat het me zelfs vandaag mogelijk is zonder kachel te zitten; wat goed uitkomt, want de werkvrouw mankeert vandaag weer op het appèl; zij is niet in goede conditie en kan me dus iederen dag in den steek laten om geopereerd te worden. Wat kleinigheden betreft, weet ik me echter zelf wel te redden; maar aan wasschen en strijken zou ik zelf toch bezwaarlijk kunnen beginnen.

De week was hoogst interessant, doordat ik van de eene merkwaardige russische film in de andere werd gestort; er draaien er hier drie tegelijk: ‘Matrosenregiment No.7’, ‘Streik’ en ‘Die Mutter’. De laatste is weergaloos goed, de andere zijn beide zeer de moeite waard. Ik zag ze alle drie in twee dagen, zoodat ik van de ééne verrassing in de andere viel. Die Russen zijn toch uiterst merkwaardige menschen; ‘Potemkin’ haalt nog niet bij ‘Die Mutter’. Ik schreef naar aanleiding daarvan voor I10 een filmkroniek over ‘Russische filmcultuur’, waarin ik de film met Dostojevski tracht te vergelijken; want de overeenkomsten zijn werkelijk frappant. - Vanmorgen ontving ik juist het Februarinummer van I10, dat mijn stuk over ‘Metropolis’ buiten mijn weten zeer verzorgd met mooie foto's afdrukt. Deze werkmethode is beter dan bij de ‘Groene’, die ik nu een artikel stuurde, getiteld: ‘Drie Shaw's en twee dictatoren in één seizoen. De Daad als probleem’. Maar het zal wel weer een half jaar duren, voordat ik daarvan een proef krijg. - Tusschen corrupte middeleeuwsche Latijnsche texten en droge professorenboekjes heb ik dus nog tijd voor geregelde schriftelijke productie; maar grooter werk moet alles tot April blijven liggen, ik kom hier niet tot de daarvoor noodige rust. Bovendien heb ik nog maar een maand voor de bibliotheek en kan dus niet te veel tijd verdoen.

Zondagavond was ik ten Abendbrot uitgenoodigd bij Fräulein Schilf, een nicht van Frau Geissel, die in de Incunabelenafdeeling van de bibliotheek werkt en waarmee ik al meermalen in aanraking kwam. (Zij verschafte mij o.a. een introductie voor de Leihstelle en leeszaal.) De dame zelf is mij al te duitsch; maar onder het aanwezige gezelschap waren zeer sympathieke menschen, o.a. een broer van haar, die hier privaatdocent is in de physiologie en een ‘broeder’ in het vak, de historicus dr. Juchow. De physioloog was ditmaal eens niet een duitsch geleerde, maar een internationaal georienteerd man; hij kwam juist uit Engeland terug en citeerde Huizinga (de physioloog n.b.). Ook zijn vrouw, een Deensche, was een prettige verschijning. Ik hoop er Zaterdagavond Abendbrot te gaan verslinden. (Bij alle bezoeken wordt hier nu eenmaal leidenschaftlich gegeten.) Dit soort individuen is hier overigens zeldzaam; tusschen duitsche sentimentaliteit en bohémien is meestal weinig overgang. - Woensdagavond ging ik, op invitatie van Frau G., mee naar een operette ‘Die Zirkusprinzessin’, waarvoor zij een abonnement had, maar dit soort tafereelen vind ik al even langdradig en onbenullig als een revue, vooral als er geen goede schlagers bij gespeeld worden, om op de piano te imiteeren.

Van de ‘Stem’ kreeg ik een enquêtestuk: ‘Waarheen gaan wij’; een poging tot onderzoek en tot zelfonderzoek’, waarbij ik verzocht wordt, daarop waarschijnlijk met vele andere landgenooten, een antwoord te geven. Ik moet er nog eens rijpelijk over nadenken, want waarheen wij gaan is zonder speculatieve handwijzer moeilijk uit te maken. Ik weet wel, dat ik morgen naar een typisch berlijnsch vermaak ga kijken, het z.g. ‘Bockbierfest’, waarover dus volgende week meer; dat ik Vrijdag met Moholy Nagy hoop uit te gaan; en dat het aantal moorden, Raubüberfälle etc. hier steeds toeneemt. Misschien dit laatste ook wel tijdelijk door het carnaval, dat gisteren (officieel althans) door Fastnacht met Pfannkuchen en punch, ook hier ten huize, werd besloten.

Naar aanleiding van de laatste brief: dank voor de ‘Stroom’, die mij tenminste als normaal beschouwt en verder vrij onbevangen ‘normaal’ oordeelt, en voor Paradise Regained. - Bartelink heb ik een wensch voor beterschap gezonden. Zoek ook Jo Planten nog eens op en wensch haar ook uit mijn naam beterschap van de griep.

Mijn thuiskomst zal dus in de eerste week van April vallen. Daarover ook nog nader. Tot de volgende week, beste wenschen, wat de griep aangaat en ook verder

Menno

 

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie