Menno ter Braak
aan
H.E.G. ter Braak en G.A. ter Braak-Huizinga (Eibergen)

Berlijn, 16 maart 1927

Berlijn, 16 III 1927

 

Beste vader en moeder

Na een week van massale ongesteldheid begint nu alles langzamerhand weer normaal te worden; wat ook wel mag, want men verwacht hier met koortsachtig enthousiasme de Einsegnung, die werkelijk het hoogste punt van het leven schijnt te zijn, zoowel in het godsdienstige als in het lucullische. Hilde is weer op de been en ook ik ben, na een paar dagen algemeene beroerdigheid tengevolge van niet nader te noemen ingewandstoornissen, weer bijgekomen. Den Zondag heb ik in algemeen lichamelijk en geestelijk pessimisme gesleten, maar nu ben ik er wel weer bovenop. Het was gelukkig de eerste maal, dat het eten (of liever: het bier) me hier een onaangename sensatie bereidde; verder heeft mijn maag zich volkomen geacclimatiseerd. Bij de Einsegnung zal ook wel stevig gedineerd worden, vermoed ik; op mij maakt dit alles een komische indruk en ik kan ook niet nalaten me er van tijd tot tijd ironisch over uit te laten, wat dan vaak tot heftige protesten (natuurlijk zonder elkaar ooit te begrijpen) leidt; maar alles gelukkig in het vriendschappelijke. Ik heb Gerda en Hilde zelfs, tevens als afscheidscadeau, een paar nieuwe Einsegnungshoeden geschonken! Zelf mocht ik bij deze gelegenheid bij Tietz kunstrechter spelen.

Als vergoeding voor het vele werk, dat zij bij alle ziekte heeft moeten waarnemen, inviteerde ik Gerda laatst voor een theatergang; maar het is buitengewoon moeilijk, in Berlijn een stuk te vinden, waar een veertienjarig kind iets aan heeft, zonder dat het in de flauwigheid van de revues vervalt, die bovendien meestal ook nog ‘aanstootelijk’ zijn. Zoo zocht ik tenslotte ‘Volpone’ uit, een comedie van den voor-Shakespeareschen Ben Jonson, die in het prachtige theater van de Volksbühne werd gespeeld. Ik moet zeggen, dat het hier en daar nog behoorlijk plat was, maar het was van een ongeloofelijke humor, zoodat ik er geen spijt van heb, Gerda te hebben meegenomen. In Parijs zag ik ook eens een stuk (‘la Femme Silencieuse’) van Jonson, dat me ook zoo uitstekend beviel. - Het theater am Bülowplatz van de Volksbühne is op zichzelf ook een merkwaardig staaltje van coöperatief werken; het is een volksonderneming, toch luxueus ingericht, niet duur, met uitstekende acteurs en goede stukken, wat hier vrijwel een zeldzaamheid wordt.

Zaterdagavond was ik met Frau G. op bezoek bij familie van haar, in welken graad en hoe, van welke zijde, weet ik niet precies. Een nieuwe bijdrage tot den kennis van duitsche mentaliteit en ‘Abendbrot’ met caviaar zelfs en ontzettend veel bier, dat ik zonder er bij te denken waarschijnlijk tot mijn eigen verderf in massale hoeveelheden heb gedronken. Dat is hier nu eenmaal gewoonte; er zijn wel menschen, die uit principe niet rooken (zelfs vrouwen), maar menschen, die geen alcohol drinken, heb ik nog niet ontmoet. - De variatie's tusschen de menschen, die ik hier kennen leer, zijn wel geweldig. Vanmiddag ga ik op bezoek bij een kunsthistoricus, Scheffler, die een bekend boek ‘Geist der Gothik’ geschreven heeft. 31 Maart ga ik, als er geen verandering in de plannen komt, naar Dessau, om Moholy op te zoeken; ik logeer daar dan een nacht en kom den volgenden dag hier terug. Ook denk ik er nog sterk over even naar Dresden te gaan, maar ik weet niet, of daarvan iets komen zal. Ik oefen me verder in het berlijnsch dialect, dat in het vocalisme veel op nederlandsch lijkt, maar in het consonantisme weer hoogduitsch klinkt. En daarnaast weer de internationale filmtaal - Van de filmconferentie heb ik nog geen nader bericht ontvangen. Deze week zag ik voor de tweede maal ‘Iwan der Schreckliche’ en een film met Lil Dagover, één der eerste en beste filmspeelsters - zooals tenminste de heer Jef Last zegt... en Otto III, die als een wanhopig archaistisch product op een onmogelijk nieuw wetenschappelijk leven wacht. Tohuwabohu; het zal eerst noodig zijn de stof in Holland eens rustig te ordenen.

Wat de reis betreft, houd ik vast aan Maandag en de F-trein, omdat Zondag hier natuurlijk heel slecht uitkomt als vertrekdag en de F-trein zooveel sneller gaat dan de D, dat ik dat voordeel niet wil laten schieten. Ik kan dan een kaartje nemen tot Hengelo en eventueel daar logeeren of per auto gehaald worden. Overleg dat dan eens met de familie daar. - Wim schreef me, dat een brief van hem verloren moest zijn gegaan; en inderdaad heb ik die niet ontvangen. Dit is voorloopig het eerste stuk, dat bij mijn weten weggeraakt is; maar het geeft me een onaangenaam onveilig gevoel, aangezien de post hier mijn eenige communicatiemiddel is.

In P.C. lees ik juist, dat mijn opvolger van Broekhuizen verdwenen is, althans niet meer wil schrijven en zoodoende met de verdere redactie in conflict is!

Het beste met alle griep- en abces-aangelegenheden!

Hart. gr.

Menno

 

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie