Truida Varangot-ter Braak
aan
Menno ter Braak

[3 december 1938]

Beste Menno,

Ik zal probeeren kort en niet hatelijk te zijn. Je schijnt perse op een brouille gesteld te zijn. Na je brief van de vorige week, waarvan de toon zeer onhebbelijk was, heb ik niet de minste behoefte om nog van gedachten te wisselen. Als het je zielsrust terug kan geven niets meer met ons te maken te hebben dan heb ik daar vrede mee. Laat ons via Eibergen weten als je daar denkt te vertoeven, dan zullen wij daar niet zijn. Wij zullen hetzelfde doen. Laat me alleen nog even het lijstje toekomen van de ‘gezinnen’ die na ons vertrek tegen jou hun ergernis gelucht hebben over V.V. Ik zou hun tact om dat voor mij te verbergen niet willen beloonen door ze nog eens daar aan bloot te stellen. Of V.V. nog schrijven zal weet ik niet. Dit is wat ik je nog te zeggen heb.

Truida

 

Het is mogelijk dat je me het Tweede Gezicht toegezonden hebt maar in ieder geval heb ik niets ontvangen.

 

Origineel: Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie