Menno ter Braak
aan
E. du Perron

Rotterdam, 7 oktober 1933

R'dam, 7 Oct. '33

Beste Eddy

Ik haast me je te antwoorden op je juist ontvangen briefje, dat ik nogal zonderling van ‘advieskracht’ vind. Misschien heb je mij verkeerd begrepen. 1o Voel ik heel weinig voor welk redacteurschap (na het verdwijnen van Forum) ook en zou ik deze ‘post’ alleen accepteeren om eenige contrôle te houden over de ons dan tenminste nog resterende papier mogelijkheid, 2o zou van een versmelting geen sprake zijn; ik had mij al voorgenomen, om als dit allegaartje doorgaat, in het Dec.-nummer die ‘overgang’ zeer degelijk te verantwoorden zonder iets te verbloemen van de situatie; 3o lijkt me je zoo onmiddellijk afwijzende houding erg inconsequent, waar je een paar dagen geleden nog wel in zee wou gaan met een troep roomsche en costeriaansche Vlamingen, en dat onder den naam Forum!! Er is nu een zeer belangrijk verschil: Forum verdwijnt, met een gedocumenteerd afscheid, als factor uit de samenleving, in de plaats daarvan komt een orgaan, waarin wij met anderen kunnen publiceeren, en waar dus de wenschelijkheid van een contrôle ook van den ‘Forumkant’ dwingend (door mij tenminste) gevoeld wordt. Verder ben ik het met je eens, als je zegt, dat het op een ‘klucht’ lijkt. Maar ik ‘leen mij’ tot niets, wat ik niet verantwoorden kan. Willen de heeren Engelman c.s. met een poësie pure-manifest beginnen, dan pas ik al direct, willen ze het zoo voorstellen, alsof nu pas de ware concentratie is bereikt, dan evenzeer. God beware me voor een ‘leidende rol’ in zulk een gemengd ensemble. Wat ik wil, is niets anders dan de mogelijkheden voor ‘ons en de onzen’ zoo ruim als kan bewaren. Blijkt het een onmogelijkheid te zijn, dan loop ik er na een jaar weer uit. Geloof me, als mijn optreden aan duidelijkheid iets te wenschen overlaat, zal ik de eerste zijn om zulks als een beleediging aan het adres van twee jaar Forum te voelen! Ik heb trouwens geen nader nieuws nog van de klucht; voorloopig heb ik me alle vrijheid voorbehouden. - Ik denk er hoofdzakelijk zoo over, omdat ik zeker weet, dat wij in De Gids en Groot-Nederland alleen gelegenheidspublicisten zullen blijven, en vooral niet als polemische geesten geduld zullen worden. In de V. Bl. zal dat anders zijn, althans ik zal bedingen, dat het anders is, en is het niet zoo, dan hebben ze mij niet. Ik ben er, bij nader inzien, ook tegen, dat er zelfs maar een illusie van ‘versmelting’ gegeven wordt, b.v. door een ‘waarin opgenomen Forum’; dus Forum gaat finaal weg, en ik treed alleen in de nieuwe combinatie als ‘controleur’. Ik hoop, dat je zoo mijn standpunt kunt billijken. -

De rest van je mémoires staat op hetzelfde peil, zoo niet op een nog hooger, als de eerste hoofdstukken die je me zond. Stom toevallig: ik las dezer dagen Henri Brulard, nog voor jij de invloed daarvan erkende in je brief en werd ook getroffen door de sterke overeenkomst. Het is eigenlijk zot, dat ik tot mijn conclusie over Stendhal en Nietzsche in het Démasqué kwam op grond van le Rouge et le Noir, Chartreuse de Parme, De l'Amour en Souvenirs d'Egotisme, dus zonder Brulard te kennen, dat toch eigenlijk wel het best en volledigst Stendhal vertegenwoordigt! Het is heerlijk om te lezen, ik bedoel nu puur om het genoegen van het lezen, zooals ook je indische mémoires. Vergeleken bij deze stijlen moet ik dadelijk erkennen, dat Dumay wegvalt en, wonderbaarlijker wijze, Hampton Court (voor mijn gevoel) beter is. Er staan, ook na de ontluizing, veel te veel zinnen in Dumay, die niet ter zake doen; ik kan me dit stijl-procédé nu alleen nog verklaren door de hevige persoonlijke indrukken, waaronder ik dit boek zoo moest schrijven. Alleen enkele hoofdstukken van Dumay zijn goed; maar de bijfiguren, mevr. Laurens, ook Karin zelfs, mej v.d. Wall etc. hadden afgedaan kunnen worden op zijn stendhalsch met een ‘sans menton’ b.v. als voldoende karakteristiek. Enfin, het boek is er nu eenmaal en ik geloof, dat de Politicus veel beter is, veel meer ‘beknopt’ in den stendhaliaanschen zin; mocht dus de hollander, Coster ten spijt, in Dumay een meesterstuk zien, dan zal de Politicus die illusie wel weer wegvagen. En anders schrijf ik in het laatste no. van Forum zelf een critiek op Dumay!

Ik geloof toch wel, dat Stendhal jouw en Nietzsche mijn ‘Urbild’ vertegenwoordigen; zoowel wat afstamming, als opvoeding, als milieu, als aanleg betreft, wijken wij in accenten precies zoo van elkaar af als deze beide heeren. Nietzsche zou ook nooit jouw mémoires of Brulard hebben kunnen schrijven; hij zou (als ik) dadelijk zijn gaan ‘moraliseeren’, iedere gebeurtenis zou hem dadelijk een theoretische wenk hebben moeten geven, anders zou hij haar niet geboekt hebben. Vgl. Brulard en Ecce Homo: twee voorbeelden van de prachtigste autobiografie, die ik ken, beide tegenover andere kategorieën zeer verwant, tegenover elkaar weer zeer verschillend. Dit is een quaestie van ‘bloed’ ongetwijfeld; de intellectueele middelen zijn dezelfde, de sensibiliteit is dezelfde, maar de toepassing verschilt overal en altijd. Een concreet voorbeeld uit je mémoires; je hebt het over de romans van Scott, en zegt daar, dat je je met één personage vereenzelvigde, terwijl je dan in één zinnetje een conclusie trekt, die mij vervoert [en die bij mij waarschijnlijk tot een essay zou zijn uitgedijd], om zoo te zeggen: n.l., dat zoo de ‘genealogie’ van onze ‘schrijversmoraal’ (contra de Theuns etc.) te vinden is. Bij Nietzsche (ev. bij een autobiografie van mij) zou het aperçu precies hetzelfde kunnen zijn, maar het accent zou dadelijk op de theorie zijn gevallen, terwijl bij jou het gebeuren zelf blijft domineeren. Ik vraag mij wel eens af, of mijn slechte geheugen voor mijn kindertijd überhaupt niet te verklaren is uit het feit, dat ik altijd alles heb ‘vermoraliseerd’; en in mijn kindertijd natuurlijk volgens de moraal der ouderen, zoodat de eigenlijke kinderfeiten alleen als geïsoleerde eilandjes in mijn herinnering terugkomen. (zie de desbetreffende passage in Politicus zonder Partij).

De brief van Kramers is heel mooi; de stijl is van een hartelijke banaliteit, om niet te zeggen prolligheid, dat ik me alleen kan verheugen over zijn antipathie tegen het fascisme. Het is de stijl van Greshoff's brieven, maar dan met een haagsche kulclubpen op pleepapier geschreven; als de formuleering niet zoo intens vulgair is, vind ik dergelijke brieven erg aardig. Jan bezit het geheim van dien stijl in het goede.

Schrijf me tijdig je nieuwe adres! - Laat mij eens weten, of ik Simone op discrete manier zoo nu en dan niet eens iets kan zenden; een ƒ 10 of zoo kan ik wel eens missen. Maar in geen geval onder eigen naam, want dan zou ze me nog ‘dankbaar’ moeten zijn. Het is zuiver en alleen, omdat ik haar, in haar soort, altijd geschikt gevonden heb. -

Wat de drukfout in Bep's stuk betreft; ik zal informeeren. Ik vermoed eerder, dat het op de zetterij is gebeurd, want ik heb daarmee laatst ook eenzelfde last gehad (de corrector had eigenmachtig in Dumay een ‘beteren stijl’ aangebracht!!). Bouws schuld zal het wel niet zijn, hij is tegenwoordig in deze zaken als de dood voor standjes. Dank voor het citaat van Céline, ik had het ook al gezien. Het is haast te mooi, om het niet te gebruiken, al is de afkomst compromittant. hart. gr. van ons voor jullie beiden

je

Menno

N.B. Zal ik over het voorschot telefoneeren, of brengt de vendutie je uit den brand?

Ant wil Ducroo vandaag en morgen graag lezen; ik zal het dan de volgende week aan Jany zenden.

Zie ook de geactualiseerde versie van het notenapparaat van de brieven-editie Van Galen Last (1962).

 

Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie