E. du Perron
aan
Menno ter Braak

Parijs, [16 februari 1934]

Parijs, 16 Februari.

Beste Menno,

De jonge Van Kampen is een vriend van Liepmann; ik gaf hem je adres, omdat hij misschien gegevens heeft, of anderszins met je kan ‘samenwerken’. Kan ik hier iets voor Liepmann doen? Door Malraux of Gide bv.? Ik schrijf maar op de bonnefooi, omdat ik absoluut nog niet weet waar het om gaat; de kranten zijn er nog niet.

Ik wacht op nadere berichten; - mijn brief van gisteren is wschl. zoo dwaas niet, als er met menschen als Huizinga iets valt te beginnen. Je kent hem persoonlijk; ga in ieder geval met hem praten en voel dan hoe de atmosfeer is. Graag ook een ‘portret’ van Klaus Mann. Ik wou dat ik in Holland zat, nu! Daar kan ik misschien iets doen; hier niet zooveel, tenzij...

Schrijf spoedig.

Je

E.

Als je met Huizinga, Bierens de Haan of een ander iets bereikt, wil ik Van Schendel en Querido wel probeeren erin te halen. Met Q. zou je trouwens zelf heel wat kunnen bereiken; als ik me niet vergis is hij ‘dol op je’. De groote vraag is alleen in hoeverre deze menschen vischbloed hebben of niet, - of bang zijn den toekomst-Mussert tegen te werken.

Zie ook de geactualiseerde versie van het notenapparaat van de brieven-editie Van Galen Last (1962).

 

Origineel: Letterkundig Museum, Den Haag

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie