Menno ter Braak
aan
J. Greshoff

22 november 1933

R'dam, 22 Nov. '33

 

Beste Jan,

Accoord, Van Putten, en van ganscher harte! Ik kom niet op de zaak terug. <Je samenvatting van het ‘conflict’ is praegnant als die van een Stendhal! > Dat ik je gepeperd schreef, was mij zelf niet lief, maar je beschuldiging inzake mijn verknochtheid aan een uitgeversconcern was me wat al te sterk, Schwamm drüber, zooiets kan geen kwaad.

Ik schrijf zeker een kroniek over ‘Kent Uw dichters’. D.w.z. over bloemlezingen in het algemeen en deze in het bijzonder. De tijd ontbrak me nog, om je keuze te controleren, maar dat komt wel.

Van Zijlstra's frontverandering tegenover jou heb ik totnogtoe zelf niets gemerkt. Ik zal eens polsen, maar het lijkt me, dat je je toch vergist.

De poppenstronterige redacteuren zijn mij ook niet bepaald zeer dierbaar, maar laten we het met hen probeeren; gaat het niet, dan ligt de mogelijke fusie nog in het verschiet. En anders toch... Ik schreef Coenen, die mij inviteerde.

Heb je Eddy soms over onze ‘rel’ geschreven? Dan komt er nog een staartje uit Bretagne! Dat moeilijk te reduceren is, met die trage postverbindingen.

Tot Zaterdag een week dus? Een hart. hand, en groeten onder het vrouwgevolkte

van je Menno

 

Ik ben vandaag voor S. Braak versleten; er kwam een booze brief, waarvan ik maar niets begreep, tot mij bleek, dat een ander hem moest hebben!

 

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie