J. Greshoff
aan
Menno ter Braak

[28 juli 1937]

Woensdag

 

Beste Menno,

Van morgen zond ik je de brief van Eddy, welke mij wanhopig maakte. Ik schreef hem heel [hartig?] uitvoerig terug 11 kantjes.

1e. de Saks-zaak. Ik trachtte hem nogmaals aan het verstand te brengen, dat ik er niet over denk Saks te verdedigen, dat ik overtuigd ben van zijn ongelijk, maar dat ik het infame, liederlijke, ploertige van zijn ongelijk niet inzie. Dat hij verder ongelimiteerd ruimte kan krijgen om Saks zakelijk en feitelijk te weerleggen, dat wij alléén geen scheldpartij wenschen. Dat ik er verder niet over denk Schilt te ‘verdedigen’, maar dat ik het idioot vind van Schilt te verwachten, dat hij reageert zooals ik gereageerd zou hebben; dat men van een mensch niet méér mag verwachten, dan waartoe hij in staat is. Dat 95% van de dagblad knechten aldus gereageerd zouden hebben en dat hij niet alleen Schilt, maar de geheele pers de rug toekeerde. Dat er in iedere betrekking wel eens ietwat moeilijke superieuren voorkomen en dat men, als men geen enkele aanmerking, dult de keuze heeft tusschen rijk-zijn of er tusschen uit knijpen.

Dat jij noch ik veranderd zijn, dat we helemaal niet verburgerlijkt, vermaatschappelijkt, verredactioneeld[?], vernederlandst zijn, dat we precies dezelfde kerels zijn gebleven als we waren, dat we nog bereid zijn Eddy en Henny en god weet wie te verdedigen tegen Lubbes maar dat wij van Lubbes niet verwachten, dat hij, zich plotseling van zijn inferioriteiteit bewust, aan onze voeten zal werpen! En dat als wij ons een elite achten, de heeren Nijgh, Boissevain, Sijthoff en [onleesbaar] zich niet minder eliterig voelen.

De stommiteit van Eddy is, dat hij voortdurend wil spelen met menschen die onze spelregels niet verstaan en niet waarderen. Hij begrijpt niet dat hij voor ons een waarde vertegenwoordigt en voor Lubbes of Nijgh een kwibus is. In plaats van dat juist en behaaglijk te vinden neemt hij het Lubbes kwalijk en tracht hem te bekeeren?!!

Ik heb heel uitvoerig, heel hartelijk, heel broederlijk geschreven. Maar zijn mentaliteit is en blijft mij op dit ogenblik vreemd. Schrijf mij. Ik heb behoefte iets te hooren. Deze zaak knaagt aan mijn ziel.

 

Ik zond 4 grote art. aan Het Vaderland. Meerdere volgen. Maar mijn arme vacantie! Veel liefs, voor allen, geheel je Jan

 

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie