Menno ter Braak
aan
J. Greshoff

[21 oktober 1937]

Beste Jan

Zooeven de zaak uitvoerig met Schilt besproken, hij is het geheel eens (dit alles natuurlijk in vertrouwen) met je standpunt t.o.v. Nijgh en heeft de zaak in handen genomen. Hij zal een regeling voorslaan, waardoor het onmogelijk wordt, dat Het Vad. iets eerder kan plaatsen dan de N.R.C., door uitwisseling van proeven met datum van plaatsing erop vermeld. Verder heb ik hem verzocht nog eens met nadruk mee te deelen, dat Het Vad. zeer tevreden is met de gezonden copij, en dat dus de oorzaak van het kwaad op de N.R.C. redactie moet schuilen. Alleen merkte ook hij op, dat het onverstandig van je geweest is zonder iets te regelen naar Juan-les-Pins te gaan, vlak na het ingaan van de regeling, maar dit speelt verder natuurlijk hierbij geen rol.

Ik wacht nu even het verdere verloop af. Met Vic. praten lijkt mij in dit stadium eer na- dan voordeelig. Verdoes schijnt de kwade pier te zijn, en dien ken ik nauwelijks. Als ik nu den indruk zou wekken, naast Schilts bemoeiingen nog nog mijn eigen te willen stellen, zou het effect averechtsch kunnen zijn. Schilt is bovendien, dat merk ik duidelijk, geheel op je hand.

Tot nader

geheel

je Menno

 

N.B. Jij moet voortaan, volgens de regelen, Schilt, op de copie ook aangeven, of het stuk naar N.R.C. is gezonden! Denk je daaraan? Het terugkeeren tot den oude toestand, dat ik het liefst zou hebben, zal bij De Lang zeker op bezwaren stuiten. Een regeling met de NRC, verdient dus de voorkeur!

 

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie