Menno ter Braak
aan
J. Greshoff

Den Haag, 25 februari 1938

Den Haag, 25. II. '38

 

B.J.

Zojuist je kaart, die nog geen antwoord bevat op mijn brief van gisteren over Eddy - Robbers, maar wel een door mij ter dege onderschreven klacht over Lekker. Ik heb al verder geïnformeerd naar de juistheid van dat bericht over ‘Serenade’, bij Dick Binnendijk, die er ook niets van wist. Wat bezielt die Lekker? Eerzucht? Geldgebrek? Maar zonderling is het zeker. - Inmiddels ontving ik (jij zeker ook) het gehele nagelaten werk, dat door Z.Ed. uitstekend bewerkt lijkt, en dat m.i., bij onwilligheid van de uitgevers om tot een overeenkomst te geraken, absoluut een afzonderlijke uitgave zou rechtvaardigen. Maar ik zou er in dat geval voor zijn die heeren eigengereide en egoistische kifters te passeeren en een kloek deel in de Folemprise-reeks uit te geven. Wij kunnen dat ook als pressiemiddel gebruiken. Immers: in ieder geval zijn wij verplicht het ongepubliceerde en ongebundelde werk zoo spoedig mogelijk gemeengoed te maken, ik was zeer onder de indruk van dit geheel, mij door Lekker3 gezonden.

Met gelijke post gaan aan jouw adres de door mij geredigeerde proeven van ‘Mephisto’; voor het colophon. Ik heb er bij een stukje over Vondel, dat hier precies past, ingeschoven. Het lijstje voor de ex. zend ik direct aan Stols.

In haast, hart. gr. M.

 

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie