Menno ter Braak
aan
J. Greshoff

Den Haag, 6 oktober 1938

Den Haag, 6 Oct. '38

 

Beste Jan

Ja, de rood aangestreepte passage heeft mij diep beschaamd. Ik zal Eddy nu werkelijk spoedig schrijven, maar mijn pen was den laatsten tijd als verlamd, wanneer alles niet op korten afstand gebeurde. Dat gevoel van voortgejaagd te worden van het eene moment naar het andere belet mij eenvoudig brieven te schrijven, die voor langer dan een dag reizen afstand bestemd zijn. Alleen in La Verne was ik het kwijt, maar die prul van een Hitler heeft het weer geactiveerd. Enfin...

Alderwerelt heeft mij zeer verrast door zijn uiterlijk. Ik heb een zwak voor kleine, ronde joden met gazellenoogen, maar ik voel me tevens geheel machteloos tegenover die zakelijke en toch vrome blikken. D.w.z.: ik heb eigenlijk heelemaal niets met hem besproken, omdat ik wel zag, dat hij van de redactioneele dingen toch geen kaas had gegeten; maar wel heb ik hem natuurlijk in het algemeen gaarne medewerking toegezegd.

Wat nu die artikelen aangaat: ik moest er één, heet van de naald, schrijven, en dat was van onmiddellijke actualiteit, zoodat ik het naar de ‘Groene’ heb gezonden, die het accepteerde. Het stuk heet ‘Het Verraad der Vlaggen’; ik zal het je als specimen sturen, want ik wilde meer van die artikelen <hoewel dan meer ‘beschouwend’ en minder polemisch> schrijven. Maar zooals ik al schreef: ik vrees werkelijk, dat ze te scherp zullen zijn, ook al kan ik er eenige formeele diplomatie in betrachten. Zonder die scherpte is voor mij de aardigheid eraf. De ‘Groene’ is uiteraard tamelijk geschikt voor zulk werk, omdat het blad een principieel- antifascistische politiek volgt, maar ik voel toch niet zoo bijzonder veel voor dat milieu.

Verder hier alles wel. De Europeesche situatie is beschamend, maar ik heb me er vrijwel van geïsoleerd, zoolang als het duurt. Heb je het walgelijke Zondagstuk van Krekeltje gelezen in Het Vad.? Het heeft gelukkig een klein regentje van bedankjes veroorzaakt, want deze gatlikkerij was toch zelfs velen Hagenaars te bar. Maar wij zitten maar met die karakterlooze krant!

Ik hoop je spoedig weer te zien. Als ik een huis weet, zal ik je berichten, maar zooiets zou puur toeval zijn.

veel hart. gr. ook van A. tot A.

je Menno

 

Nini en Huib waren eergisteren hier. Ze werden kletsnat onderweg, maar waren gezellig.

 

O ja, die zaak Wagenv. Ik weet er niets op. Er is veel te steunen, maar voor deze uitgave kan ik met den besten wil niet veel voelen. Het is overigens een zielig briefje. Brief M.M-V. stuur ik je bij volgende gelegenheid terug.

 

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie