Menno ter Braak
aan
J. Greshoff

Den Haag, 8 april 1939

Den Haag, 8 April 39

 

Beste Jan

Nadat ik je een copie van mijn brief aan Zijlstra had gezonden, heeft Z. mij opgebeld. Hij heeft mij je brief voorgelezen, en was woedend. Ik laat daar, of hij recht heeft over de feiten woedend te zijn, maar ik moet wel zeggen, dat ik den toon van je brief zeer ontactisch vind; je hebt je klaarblijkelijk zoo opgewonden, dat je allerlei dingen hebt opgeschreven, die je emotioneel misschien, maar rationeel zeker niet verantwoorden kunt. Het resultaat voor de Slau-zaak is: stagnatie, die m.i. onnoodig was geweest, wanneer je de beschuldiging tegen Z. exact, zonder nevenbeschuldigingen over zijn gezindheid, had uitgebracht. Ik heb, om tot een oplossing te komen, op eigen initiatief een vergadering bijeen geroepen (zie doorslag), waar Z. beloofd heeft te zullen verschijnen om zich te verdedigen. Ik hoop, dat jij alles zult doen om er ook te zijn, want dit geschil moet in het belang van de zaak zoo spoedig mogelijk worden opgeruimd!

Ik begrijp je verontwaardiging over het gesleep van de uitgave, dat mij ook knapjes begint te hinderen, maar ik verfoei tevens even je primaire reactie, die je zulke onzakelijke brieven doet schrijven, waardoor je Z. alle vat op je geeft, op punten, die hoegenaamd niet ter zake doen, en zeker niet ter Slau-zake.

Tot nader. Veel hart. gr., ook voor Aty, en van Ant,

geheel je

Menno

 

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie