J. Greshoff
aan
Menno ter Braak

Kaapstad, 24 oktober 1939

Kaapstad, 24 Oct '39

 

Beste Menno,

Na mijn korte antwoordbrief van gisteren valt mij nog allerlei in, dat ik je wensch te melden. Ik ben juist bezig aan een stukje voor GN (Jan '40) over v.Wijk Louw en beschrijf daarin de krankjoreme positie van de schoolmeesters in een beginnende cultuur als hier. Je heb geen flauw denkbeeld van het overwicht van bullen en toga's hier! Ze accepteeren niet dat men zich met zoo iets ‘verhevens’ als de schoone letteren bezighoudt, zónder op zijn minst een titel te hebben. Vandaar dat de hoofdredacteur van Die Huisgenoot, in weerwil van herhaald protest, star doorgaat mij dokter Greshoff te noemen en de administratie van dit blad schrijft mij altijd met op het adres professor Greshoff!!!! Als er een portier was, zou hij mij ongetwijfeld met excellentie aanspreken!!! Dit nu is de Haïtiaansche kant van deze lieden, die zich ook uit in de gewoonte om ieder die een prijs in een schietwedstrijd gewonnen heeft, generaal te noemen. Men is professor of generaal óf... eigentlijk niet de moeite om over te spreken waard. Een polemiek van Van Wijk Louw (die ‘slechts’ lector en M.A. is) tegen een prof. dr. wordt hier als iets ergelijk-onbehóórlijks beschouwd en men geeft hem deswegen apriori on gelijk. Gisteravond vertelde v.W. mij tal van krasse staaltjes van overschatting en zelfoverschatting der hooge fricken. Wat ook merkwaardig is, is de leeshonger. Denk eens aan: Die Huisgenoot heeft ongeveer 50.000 abonnés op een bevolking van 1 millioen Afr. sprekende blanken. Dat zou dus beteekenen dat van de 8 millioen er 8 × 50.000 = 400.000 op de Haagsche Post geabonneerd moesten zijn! En dan is er nog Die Brandwacht met een 30.000 = Nederl. 240.000 abonnés van De Groene! Deze getallen verklaren ook het wonderlijke mengsel van letterkundige beschouwingen en de kinderachtige gruwelverhalen: elck wat wils! De neutrale Huisgenoot, die zeer zuinig beheerd wordt, is een goudmijn, welke geëxploiteerd wordt om een noodlijdend politiek dagblad (cryptofascistisch) ‘De Burger’ op de been te houden. Voor die academische litteratoren is de Bew. van 80 taboe, met uitzondering van Verwey, van wie men de gedichten ‘intellectueel’ mag vinden. Verder Ina Boudier-Bakker; Dirk Coster en omderwille van zijn professoraat Donkersloot. Met van Eyck weet men niet goed hoe men áán moet.

Verder heeft men zonder er iets van te snappen Henny Marsman als prototype van ‘hét moderne’ aanvaard. Het neusje van de zalm is de Nieuwe Zakelijkheid als toppunt van hypermoderne gewaagdheid. Wie zich daarmede inlaat, betreedt daarom metéén de besneeuwde hoogten welke alléén voor de gezegende ingewijden toegankelijk zijn. Er is hier een volslagen idioot en prolurk Abram Jonker, die vellen en nog eens vellen volschrijft over Wagner, Shanghaï, Stroman[?], Bordewijk; en die op de N.Z. wil promoveeren.

Heden hebben wij J. du Plessis Scholtz te eten. Hij is neerlandicus, promoveerde op de Vooys en ofschoon philoloog, toch behept met goede smaak en litt. belangstelling. Een rustige, degelijke, betrouwbare jonkman gehuwd met een dochter van de bekend liberale advocaat te Middelburg Heyse. Wanneer Uys Krige en Gladstone Louw in Kaapstad zijn, dan vormen die met N.P. van Wijk Louw en J. du P. Scholtz een zeer gevarieerde en aangename kring, welke men met oprecht genoegen bezoeken kan. Zulke bijeen komsten maken het bestaan dragelijk. Ik denk als je mijn leven[?] eens achter elkaar zou lezen, je pijnlijk getroffen zou worden door het onsamenhangende en de grillige ups en downs. Eénige lijn ontbreekt erin.

Het gaat weer eens slécht met de gewone post. Al in drie weken kregen we niets uit Holland behálve vlieg]post. Wat ons zéér hindert (ik schreef het je geloof ik reeds) is het hardnekkige stilzwijgen van Adriaan. Vroeger (toen we [onleesbaar] in La Verne waren) overstroomde hij ons met (overigens zeer levendige, áárdige) brieven en nu laat hij vrijwel niets van zich hooren, nu, nu we zooveel méér behoefte aan contact hebben. Jan en Kees hooren veel méér van hun Brusselsche vrienden, die toch ook hun werk hebben.

 

Woensdag 25 Oct.

 

Gisteravond bezoek gehad van Jan du Plessis Scholtz (waarbij du Plessis weer vóórnaam is!) + gade. Hij rasafrikaander spreekt keurig nederlandsch, zij, Nederlandsche, spreekt slecht afrikaansch m.i. aanstellerig als je hier komt wonen vergeet je niet als de klipklap je eigen taal! Hij is bijzonder rustig, aangenaam en interesseert zich in het bijzonder voor Benjamin Constant. Over het geheel een prettig discours en een niet onbevredigende avond. Alles nog een beetje ‘nieuw’. Niet genoeg sousentendre.

Geloof jij, dat mijn luiheid, mijn afwezigheid van éénige schrijflust, in verband staat met de afwezigheid van prikkels? Vroeger werd ik aangespoord tot schrijven en om dat zoo goed mogelijk te doen, door de soort edele wedijver, die er in onze kleine gemeente bestaat. Ik vond het prettig om t.o. van de vrienden iets goeds te kunnen toonen. IJdelheid, ongetwijfeld; maar óók aansporing. Hier is éénoog koning. De vlotte populaire stukkies die ik De Huisgenoot schrijf, geven mij geen enkele bevrediging, maar worden door de bewoners van het land der blinden bijster interessant gevonden, hetgeen mij ergert en mijn tegenzin in die schrijverij nog vermeerdert. Ik schreef laatstelijk over Ed Hoornik en zijn nieuwe ‘school’. Ik zond het stukkie aan Hein, omdat ik er zijn aangezicht bij deed afbeelden. Het zijn de vijf pond die mij mijn tegenzin in ieder schrijfwerk (behalve brieven) noodgedwongen doen overwinnen.

Het blijkt duidelijk dat ‘de omstandigheden’, waar men in onvruchtbare perioden immer de schuld aan geeft, van gering belang zijn. Als ik in Brussel tot niets goeds in staat was, gaf ik de schuld aan de journalistiek, welke mij sloopte! Nú is de journalistiek tot een verwaarloosbaar minimum beperkt en ik heb de 24 uur van het etmaal gehéél tot mij beschikking, zonder door wát ook te worden opgejaagd, en ik blijk al evenmin tot iets goeds in staat te zijn. Wie wat dringends mede te deelen heeft vindt daar altijd de gelegenheid toe, en wie léég is, kan ook al heeft hij niets dan vrije tijd, geen [2 onleesbare woorden] op papier krijgen!

Ik ben al wel 10 dingen begonnen, tot een verhaal toe, maar telkens blijf ik hokken. Ik ben geheel ontmoedigd en ik schrijf dit toe aan mijn ontworteling; maar dat kan heel goed een (begrijpelijke) zelfbegoocheling zijn. Misschien heeft die verplaatsing er niets mede te maken en is ondergetekende eenvoudig uítgepraat. Als dat zoo is, heeft hij waarlijk niet veel te vertellen gehad! Ik leefde nog altijd met de hoop van: nú zal het misschien kómen, n.l. het werk waar ik nu eens echt heelemaal tevreden over was... Een paar gedichten, waar de één wat meer van kan houden dan de ander, maar die toch in élk geval van secundaire rang zijn, een paar opstelletjes, die met eenige opgewektheid in behoorlijk Nederlandsch geschreven zijn; dat is toch waarlijk niet véél als oogst van een ruim vijftigjarig menschenleven.

Ik ben nu maar benieuwd hoe je het stukje Catrijntje Afrika dat ik aan AvR voor Dec. GN zond beoordeelt!! Is het wát, is het níks? Als het wát is, zou me dat misschien een prikkel kunnen zijn, en is het niks, dan is het goed dat te weten en verder geen moeite meer behoeven te doen. Vraag er AvR naar. Hij kan je wel een proef bezorgen. Do it now, dan vergeet je het niet. Dat stukje is het éénige wat ik dit jaar (en het is nu Oct.) geheel afgemaakt heb. Ook de Brievenbestellersbarok wacht op een periode waarin ik weer iets meer zelfvertrouwen heb.

Zijn er foto's van je? Kiekjes van jullie? Of zoo iets?

 

Nu iets heel anders: in je laatste brief schreef je dat het Z.A.plan nu van de baan was. Waarom eigentlijk??? Wat heeft de oorlog daar eigentlijk mede te maken? Het is o.i. een reden te méér om Europa een jaartje te ontvluchten. Wij kunnen ons niet goed in jullie gedachtengang ínwerken. Jullie wilden (indien een regeling met Het Vaderland mogelijk ware) eens een jaar de Europ. rotzooi ontvluchten naar een sereener oord, liefst om daar eens in alle stilte voor jezelf te kunnen werken. Voor een tijdelijk verblijf is het hier uniek. Als ik wíst dat ik hier voor één jaar zat, zou ik het lot prijzen! Goed. Nu wordt de rotzooi nóg intenser en ik zou zeggen, dat het verlangen om daar een jaar vacantie van te nemen dan ook nog veel sterker zou moeten worden. De consequentie moest zijn dat je je plan dus des te energieker en sneller ten uitvoer moest brengen en ziet... jij komt tot een tegenovergestelde slotsom: je stelt het sine die uit!

Je schrijft: ‘áls we dan nog weg kunnen’ (n.l. als er iets gebeuren zou als een inval); maar: als je weg bént, kan de inval je niet overvallen. Ook dat argument pleit vóór het doorzetten van het oorspronkelijke plan.

Denk niet, dat ik hier voor mezelf pleit, hoe heerlijk en verlossend jullie komst ook zijn zou; ik wil alléén graag je overwegingen kennen, de wég waarop je tot een zoo volkomen tegengestelde conclusie gekomen bent.

Mijn redeneering is simpel: als ik een kamer ontvluchten wil omdat het er stinkt, stijgt dat verlangen wanneer de stank verergert, en à plus forte raison, wanneer de káns bestaat dat het heele riool springt en zich in gezegde kamer ontlast! Of zou ‘Het Vaderland’ een regeling, welke je er vroeger dóórgekregen zou hebben, in deze omstandigheden niet aanvaarden?

 

Donderdag 26 Oct.

 

Deze dag is weer even rustig verloopen als de vorigen. Je kunt je niet voorstellen hoe vréémd (en unheimisch) het is niets te doen te hebben, d.w.z. niets dringends en dwingends. In Brussel waren er altijd, iederen dag, tentoonstellingen, bijeenkomsten, vergaderingen; conferenties met Aldew, bezigheden op bureau of drukkerij van het weekblad. Hier niets van dat al. Het gevolg daarvan is dat, waar er geen urgent werk is, ik er niet toe kom om iets af te maken omdat er nog altijd iets bíj te lezen of bíj te werken valt.

Ik las eergisteren en gisteren Georg Bernard ‘Meister und Dilettanten am Kapitalismus’. Heden morgen ben ik aan de Herinneringen van Quack begonnen. Met die Vosmaer kán ik niet opschieten.

Het éénige boek dat ik hier onvoltooid heb laten liggen is Der Zauberberg, ik ben op blz. 200 ongeveer blijven steken! Schande, hè!

Ik zou dit leven van lezen, annoteeren en zoo nu en dan schrijven jarenlang, tot mijn einde (maar niet hier!) kunnen volhouden; wanneer ik maar niet geplaagd werd door de wetenschap, dat ik dit leven eigenlijk ‘economisch gesproken’ niet leiden kán en dat ik dus alles zou moeten doen om plaatsbare kopij te maken ten einde daaruit inkomsten te trekken! Ik heb echter zóóveel plaatsbare flodderkopij van mijn leven gefabriceerd, dat ik er nu eenvoudig niet meer toe komen kan. vroeger of later zal ik er tóch toe over moeten gaan; maar dan heb ik deze vacantie van de concessies[?], deze kuur van luiheid, tenminste gehád.

Kranten, week- en maandbladen, nieuwe boeken... alles waar ik vroeger (ietwat te febriel) op gespitst was, is nu onbereikbaar geworden. Er komt weinig of niets door. En ook dat vormt een kúur! Een kuur van des intoxicatie want de actualiteit is een gif!

Al die praatjes loopen uit op één ding. Als de overbekende en helaas zoo zelden optredende fee mij vroeg: wát is je ééne wensch, zou ik antwoorden: een huisje in Antibes of zelfs een bovenhuisje in de Schuytstr. of de [onleesbaar]! Met een klein baantje op Het Vaderland!

De Duitschers doen me denken aan die Marseillaan, die in een ruzie te Parijs wanhopig om zich rond keek en uitriep: ‘is er hier dan níémand om me vást te houden?’ Nadat hij gezegd had: hou me vast of ik bega een ongeluk! Wat een deplorabel zoodje zijn die misdadigers[?] nog bovendien: laf en dom.

Heel veel liefs voor Ant van ons allen veel handen geheel je Jan

 

27 Oct.

 

Een goede mop, heden vernomen.

Hittelaar, terecht bang dat hij verkeerd wordt voorgelicht over de stemming onder het volk, scheert zijn snor af en gaat er zelf op uit. Hij gaat in een [onleesbaar] café aan een tafeltje zitten bij een andere heer en begint een gesprek. Wanneer er een zeker contact begint te komen, vraagt hij op de man af: en wat denkt u van Hittelaar? De heer schrikt zéér, kijkt angstig om zich heen of iemand iets gehoord kan hebben en antwoord dan: ‘Strikt onder òns, hè, ik bewonder hem nog een beetje!’

 

Hier is het vruchtenland, maar de aardbeien hoewel het nu de vrucht[?] van den tijd[?] is, blijven altijd duur. 1 Eng. pond = 4 ½ ons: 50 cts. Bananen 25 voor 30 cts. en béste; Ananas (die ik iedere dag eet omdat ik er dol op ben) naar grootte voor 1 tot 2 cents. Advocaatpeer, die ook door ons veel gegeten wordt en niets op een peer lijkt: 15 cts per stuk. 1 is genoeg voor 4 man; pompelmoes 2 ½ cents. Verder is er een vrucht die wij bijzonder beminnen, verreweg de lekkerste hier: Grannadella. Ziet er uit als een klein donkerblauw ei en van binnen zit er een zeldzaam geurig (lijkt op moerbeien) snot in. Zeer onsmakelijk voor het oog, maar zéér smakelijk voor de tong.

Van dezulken bekomt men er 20 voor 30 cts. De sinaasappeltijd raakt op zijn eind. Nu komen langzamerhand de zomervruchten: abrikozen, vijgen, perzikken.

 

Wij krijgen hier de Indische kranten (Locomotief) heel vlug. Ongeveer 12 dagen na dato en zijn daar zeer gelukkig mede. Zo vernemen we het nieuws uit Holland via Java!!! En véél sneller dan direct.

Dag! Heel veel liefs voor beiden! Dag!

JG

 

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie