J. Greshoff
aan
Menno ter Braak

[Kaapstad], 11 november 1939

No III

1verzonden 6 Mei
2verzonden 8 Mei
3verzonden 11 Mei

11 November '39

 

Beste Menno,

Dat zijn me een paar dagen van zorg en angst geweest en ofschoon ik nu weer een klein ietsje gerustgesteld ben, blijf ik toch het ergste vreezen. En hoe moeten jullie dan wel deze ongeluksweek doorleefd hebben? Ik zit er ten slotte héél ver vanaf. Alleen hebben jullie ten minste een goed geweten; terwijl ik in zulke dagen gepijnigd word door de vraag of het wel in den haak is eruit te trekken. Van eenige bezigheid was natuurlijk geen sprake. Ik las vrijwel den geheelen dag, met hoofdpijn, op de divan. Ik las in aansluiting van De Nihil. Rev. de twee biografiën van H. door Olden en door Heiden nogeens door. En overigens trachtte ik mij met eenige geweld, mijzelf aangedaan, mij te bepalen tot de lezing van Geel en het boek van mej. Hamaker over Geel. Een aantrekkelijk persoon, die Geel! Vooral zijn brieven zijn echt en pittig. Maar telkens gaan toch de gedachten van het boek naar de werkelijkheid. Ik kan me haast niet voorstellen, dat de moffen het niet zouden doen. Waaròm zouden ze het niet doen? Eén ding staat vast, dat het NIET mogelijk is je van je land los te maken, zelfs niet al zit je bij de tegenvoeters. Ik heb me nog nooit van mijn leven zoo agressief-Hollandsch gevoeld als nu hier. Gisteren nog bijna ruzie gemaakt met een verstokte afrikaander van het geborneerde soort, dat het meest voorkomt. Aangezien dezulken dag en nacht hun mond volhebben en houden over de boerenoorlog, zei ik hem: er is één verschil tusschen de nederlanders toen en de afrikaanders , wij waren zonder één uitzondering wild pro boer en geladen met heilige verontwaardiging tegen de invaller, jullie zijn daarentegen met hart en ziel de overweldiger toegedaan en als de moffen Nederland binnenvallen, dan blijft het bij jullie duitschland, duitschland boven alles;;; Hiervan had ZEd niet terug en evenmin van de herinnering, welke ik even opfrischte, aan het feit dat de concentratiekampen ingericht waren op aanraden en volgens modellen van de duitschers! Dat produitschzijn hier is een wonderlijk geval. Er valt niet tegen te praten. Ze weten van Europeesche toestanden NIETS, van die in duitschland al evenmin; maar ze hebben een redeloos sentimenteele liefde voor moffrika.

Ik vrees dat de moffen iets zullen gaan vragen, hetzij scheepsruimte hetzij een basis. Is er in Holland één levend wezen, die gelooft aan die aanslag op hittelaar? Dat is een waardig pendant van de brand in het gebouw van de rijksdag. Morgen of overmorgen duikt er een van der Lubbe op, die verklaart door de Engelschen betaald te zijn! En dat die ezels nu denken, dat zulke wonderlijkheden altijd maar grif geloofd zullen worden!!!

Ik moet zoo noodig mijn stukje over de Camera voor de Huisgenoot afmaken, maar ik kàn er met de beste wil niet toekomen. Het zou mij heel wat waard zijn, indien ik mij nu een juist begrip kon vormen van hoe jullie in deze druk bestaan? Wat doe je zoo'n heele dag? Is er nog iemand die een slag kan uitvoeren? Zijn er nog nsb-ers???? Is er nog één produitscher in Nederland te ontdekken???? Dat is van al deze ellende de éénige goede kant: dat we dat vieze geflikflooi met de moffen nu radikaal kwijt zullen zijn. Het vunze blad De Telegraaf zal dunkt mij ook wel bijtijds zijn draai genomen hebben en niet meer zoo vurig duitsch durven zijn.

Henny zit daar best in Frankrijk. Alleen vraag ik mij af of zijn bronnen van inkomen nog wel vloeien. Zit Simon nog in die gevaarlijk zone van Doorn. De kranten hier brachten het bericht dat Willem II ook uit Doorn naar een veiliger oord overgebracht was.

Tempo doeloe, denk je daar eens in: geen politiek; een ieder volkomen vrij om zich een bestaan ‘en marge’ te maken zonder angst en zorg. Ik heb er de uitloopers nog van gekend, zoo van 1906 tot '14. Ze kunnen me tien uur aan mijn hoofd zaniken over de interessantheid van dezen tijd, ik blijf een hartstochtelijke voorstander van een volkomen-NIET interessante tijd! Zeker 1900 was ridicuul; maar een belachelijkheid die mij bijzonder aanlokt! Ik heb ook dat stuk van Nieuwenhuis over Daum nogeens gelezen en ook met het levendigste plezier. Trouwens ik geloof, dat iedere tijd, ook de rotste welke we gekend hebben, een heerlijkheid is bij déze vergeleken!

Ik zit te hopen op de post! Gisteren avond is de Jagersfontein aangekomen en ik hoop, dat die wat boeken zal brengen (brieven komen meest met het vliegtuig) o.a. de nieuwe van Schendel, het boekje van Adriaan en boeken van Simon.

Ik heb veel aan Stols gedacht, omdat hij van mijn kennissen de eenige is die aan de grens ligt. Alle bezwaren en het zijn er vele, die ik tegen hem heb, verzinken volkomen in het niet en ik voel een genegenheid voor hem als ik nooit in die mate gehad heb. Alleen al het denken aan de mogelijkheid van een gevaar verandert alle waarden.

Ik stuur deze maar vast weg. In de hoop dat hij je bereiken zal voor het beest bij ons is binnengebroken. Meer liefs dan ooit voor Ant en jouw, veel handen van geheel

je Jan

 

Dat Eddy mij zoo schromelijk vergeet, bemoeilijkt mijn bestaan. Wat bezielt hem toch. Stel je voor dat Holland er in komt, dan hoor ik misschien in geen jaren meer iets van hem.

 

àl je brieven liggen in een keurige map altijd op mijn schrijftafel en vormen voor Aty en mij een telkens herhaalde lectuur.

 

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie