Menno ter Braak
aan
J. Greshoff

Den Haag, 29 november 1939

Den Haag, 29 Nov. '39

 

B.J.

Vandaag je brief van 23 Oct., eergisteren die van 12, 16 en 18 Oct. Blijkbaar gaat het vervoer omgekeerd heel wat vlugger, maar al is het ‘nieuws’ wat oud, de brieven worden er niet minder om gewaardeerd! Ik las juist vandaag in de krant, dat Zuid-Afrika een censuur heeft ingesteld, ten bewijze daarvan was je laatste brief ook door den censor geopend, hetgeen ongetwijfeld zeer noodig zal zijn met het oog op de mofsche spionnage, die overal erg schijnt te zijn. Spionnage en Duitsche karakterloosheid gaan voortreffelijk samen. Ik antwoordde verleden week al op vorige brieven. Er moet nog heel wat onderweg zijn, vooral Zondagsbladen, die ik je iedere week gestuurd heb na mijn terugkeer van vacantie. - Hier alles wel, alleen benauwen ons de talrijke wijzen, die de Duitschers nu in plaats van de Uboot krieg schijnen te willen gebruiken om Engeland uit te hongeren. Ik ben er van overtuigd, dat het hun in laatste instantie niet zal lukken, maar dat er zure maanden, misschien jaren op komst zijn, geloof ik stellig. Het nazi-tuig vecht voor zijn kliek bestaan, met den rug tegen den afgrond; het zal, liever Europa uitmoorden dan abdiceeren. Daarom houden wij ons hier, evenals de Finnen, steeds op het ergste voorbereid. De Grebbelinie staat permanent onder wake, zooals ik laatst met eigen oogen kon constateeren. Neutraliteit is een formule en een farce; wij zijn niet neutraal, wij zullen, als het er op aankomt, moeten kiezen voor Engeland, willen wij niet verpruist worden; of die keuze oorlog zal impliceeren, weet nu nog niemand, maar het zou mij niet verbazen. Ik, die laf ben, hoop tegen dien tijd zooveel moed gekweekt te hebben, dat ik mee kan doen, voorzoover practisch mogelijk, want ook wij zitten in dit geval opgesloten tusschen de Waterlinie en een ‘ondermijnde’ zee.

Dank ook voor knipsel Die Brandwag. Ik heb sedert dien geen stuk meer gestuurd, omdat ik dacht, dat de bestelling onmogelijk vertraagd zou geschieden. Binnenkort hoop ik weer iets te zenden. - Wij maken ons eenige zorg over Adriaan, die zeer onder invloed staat van de nogal bazige Amerikaansche, waarmee hij samenwoont; hij heeft plan met haar te trouwen en naar Amerika te gaan. Of het trouwen van hem of van haar uitgaat, weet ik niet, maar zeker is, dat A. nog een volkomen onrijpe jongeling is en tegenover die slagvaardige vrouw niets in te brengen heeft. Ik zal, als hij erover begint, hem eens precies zeggen wat ik van deze heele zaak denk, en mij trachten te verplaatsen in jouw gedachtengang tegenover je ‘pleegzoon’. Hij is erg geschikt, maar voor zijn persoonlijk initiatief, zijn intellectueele onafhankelijkheid geef ik nog geen cent. In Amerika loopt hij kans een journalist te worden, die zich misschien ook nog verbeeldt boven de Europeesche cultuur te staan omdat hij haar niet anders dan uit handboekjes heeft leeren kennen. - Eddy en ik hebben onlangs een bespreking gehad met De Kadt en Tas, om een gezamenlijk democratisch orgaan op te richten, waarin wij de ‘cultuur’ en zijn heele ‘politiek’ zouden vertegenwoordigen. Ik verwacht nog niet veel succes van dat plan, maar een feit is, dat onze opvattingen over de gang van zaken in Europa vrijwel parallel loopen; of, en hoe dat uitgedrukt kan worden in practische samenwerking is echter een tweede. - Van Eyck is weer ingestort en schijnt ernstig ziek te zijn; college kan hij voorloopig zeker niet meer geven. - Simon Vestdijk was verleden week hier; hij is best op dreef en had in 3 weken even 300 pag.'s van een nieuwen roman ‘Rumeiland’ geschreven. Voor zooiets behoeft hij blijkbaar zijn hand niet om te draaien. E., S. en ik zijn bij dit bezoek gezamenlijk gefotografeerd door Van Moerkerken, die ook een tiental fotografische schoten op mij en de poesen heeft gelost. Ik zal je van het resultaat eenige proefjes zenden, zoodra ik het onder oogen heb gekregen. Ik zal er binnen afzienbaren tijd een kroniek aan wijden, misschien samen met ‘Het Burgerlijk Leven’ van Simon Stevin, die precies je antipode is. - Uit jouw en andere gegevens over Aldewerelt begin ik steeds meer op te maken, dat deze gazellenoogige israeliet een gemeen kereltje is, die je bedriegt en zichzelf tracht te verrijken door trucs. Maar wat te doen op dien afstand, nu alles 1½ maand onderweg is?

De heer Louw bleek inderdaad al weg te zijn, want ik kreeg mijn briefkaart onbestelbaar terug. Ik zal nu probeeren andere Afrikaanders voor die theeparapluies op te duikelen, maar of het lukt, weet ik niet. Alles, wat met de scheepvaart samenhangt, is, sedert die vervloekte magnetische of andere mijnenpest volkomen onzeker geworden. Het ‘navigare necesse est, vivere non necesse’ is een naar, maar helaas ook waar woord in zulke tijden. Welzalig zij, die in feite moeten navigeeren en ieder moment zoo'n duitsche ontploffing hebben te riskeeren. Ik neem daarvoor mijn hoed af en voel mij een schijterig intellectueeltje vergeleken bij zulke menschen. Maar misschien voelen zij dat risico heel anders, en minder persoonlijk aan.

Ik heb den indruk, dat Arthur van Rantwijk uitstekend zorgt voor Gr. Ned., nu jou practisch de leiding uit handen is genomen door de gebeurtenissen. Het is heusch niet noodig om een nieuwe redacteur aan te wijzen.

Voor vandaag genoeg. Ik moet dadelijk naar De Gruyter, voor den red. verg. van de Vrije Bladen (die hunkeren naar je brievenbesteller!). Stuiveling is ook met Eddy geconfronteerd, maar erg boterde het niet tusschen dezen schoolmeester en antischoolmeester! Eddy kan eigenlijk beter met Jef Last overweg, terwijl ik den Stuivelingen beter verdraag, maar tot ‘de onzen’ rekenen we hen geen van beide.

Tot wederziens maar in Victoria Palace! Zal het ooit zijn? Laten we, ondanks de moffen, blijven hopen op gelukkiger tijden!

Veel hartelijks over en weer,

je Menno

 

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie