Menno ter Braak
aan
J.M.B. Stolte

Rotterdam, 5 maart 1930

R'dam, 5 Maart 1930

 

Mijn liefste Hanneke,

Ik vermoedde wel, dat het uitblijven van je beloofde brief aan Parijs toe te schrijven zou zijn. Begrijp me goed, ik kan me levendig voorstellen, dat je soms de lust tot schrijven ontbreekt. Ik vroeg het je alleen, omdat ik langzamerhand de tijd voel komen tusschen je vertrek en nu. Dat is iets eigenaardigs. Je besluit, als het ware, om den tijd van Kerstmis tot Paschen ale een onbeduidend iets te beschouwen, en geleidelijk aan maakt zich die tijd toch van je meester. Ik betrap mezelf soms op de angst dat je heelemaal van me af zou gegroeid zijn, dat ik je bij wijze van spreken onherkenbaar terug zou vinden, dat je mij ook niet meer zoudt ‘herkennen’. Niet door je brieven, want die voel ik als heel dichtbij; maar het is een oude cauchemar van me, dat menschen elkaar brieven zouden kunnen schrijven, en onderwijl toch van elkaar afraken, omdat de taal nu eenmaal een gebrekkig vervoermiddel voor gedachten is. Toen je het eerst in Parijs nog niet goed kon vinden, had ik dat gevoel heelemaal niet; ik voelde, dat je nog aan je ‘verleden’ vastzat. Maar nu begin ik een enkele maal die angst te voelen, die alleen voortkomt uit een lange afwezigheid. (In ‘Der Zauberberg ’van Thomas Mann wordt die eigenaardige invloed van de tijd prachtig geanalyseerd.) Het is altijd moeilijk, om je voor te stellen, dat iemand dezelfde blijft en toch verandert. Ik wist, toen ik zoo onmiddellijk instemde met je reis, dat ik dit risico moest loopen: dat je andere richtingen zou kiezen dan ik. Maar ik wist ook, dat, als onze verhouding tegen dat risico niet bestand zou blijken, de waarde ervan ook nihil zou zijn. En toch is het soms even een droevige gedachte, dat ik je anders terug zal vinden, al geloof ik uit je brieven, dat je me steeds beter gaat begrijpen. Maar b.v. de invloed van Chavez op je is iets, dat ik me hier nooit kan voorstellen, voordat ik persoonlijk kennis met hem heb gemaakt. Iedere schriftelijke beschrijving is in dit opzicht gebrekkig, ook al voel ik wel iets van zijn mentaliteit uit je brieven. Hier zijn het juist onberekenbare kleinigheden, die in brieven meestal maar gedeeltelijk tot uiting komen, die op iemands persoomlijkheid een zekere omvormende werking kunnen hebben. Dat hij je meeneemt naar het Bal des nègres, vind ik natuurlijk uitstekend, maar ik zou zijn houding daarbij graag hebben geobserveerd. Had hij daarbij een lichtelijk cynische pose, omdat hij zooiets cru’s aan een meisje kon demonstreeren? Of hoe is anders zijn positie in jullie omstandigheden? Zulke dingen zijn door één persoonlijke blik op te lossen, maar in brieven moeilijk aan te geven. Ik herinner me overigens uit Berlijn dergelijke festijnen, waar ik me natuurlijk ook eenige malen heb laten introduceeren. Het heeft mijn laatste idyllische kijk op de wereld voorgoed weggenomen, en daarvoor ben ik dankbaar. Dat behoedt tenminste voor zoetelijk idealisme, en maakt ruimte open voor een geharder idealisme. Maar het gaf me indertijd wel een sensatie van malaise, Untergang des Abendlandes. Hoe ongelooflijk is het dan, daarna ’s morgens door een park te loopen, zij het dan ook zonder het naieve ‘de mensch is van nature goed’. Neen, hij is van nature niet goed, maar wel belangwekkend. ik ben blij, dat dergelijke dingen als negerbals je niet imponeeren; er zijn ook menschen (maar ik wist, dat jij daar niet toe behoort), die de ‘zonde’ zoo ‘interessant’ vinden, dat ze die meer op prijs gaan stellen dan de deugd. Ik voor mij houd alleen van een persoonlijk leven, dat zich zijn eigen maatstaven van goed en kwaad schept.

Ik heb zoo langzamerhand veel behoefte aan een beetje vacantie. Maandag was ik zoo beroerd, dat ik een dag in mijn bed bleef, met koorts; ik denk, dat ik me wat veel gepermitteerd heb vorige week; Enschedé, school, Amsterdam, Eibergen, Rotterdam, ik was regulier bek af. Veertig karaats ben ik nog niet heelemaal, maar het loopt wel weer. Alleen heb ik het vervelende toekomstvisioen, waarschijnlijk 1 April a.s. al te moeten verhuizen. Jammer dat ze daarmee niet een half jaar kunnen wachten, dat zou veel onnoodig gesjouw voorkomen.

Er is een kans, dat ik in de Paaschvacantie, na Parijs, in Kopenhagen zal spreken. Dat zou verrukkelijk zijn, met zijn beiden van Parijs even naar Kopenhagen! Want dan ga je natuurlijk mee, dat spreekt. Alleen moet ik ook beslist twee dagen niets anders doen dan uitslapen, in Eibergen of Zeist.

In Eibergen was een algeheele familiereünie. Oom Jan en tante Lize, oom Nico en tante Cato waren er, om het jubileum van de Spaarbank te vieren. Een zeer kapitalistische samenkomst dus, met menu’s aan tafel in den vorm van spaarbankboekjes! Met om Nico zwaar gedebatteerd, die natuurlijk geheel andere definities had dan in zijn brief. Die ijdelheid had hij natuurlijk niet zoo bedoeld! Een merkwaardig levende man blijft het toch… Er bestaan verder plannen, om het huis in Eibergen af te breken en door een ultra-moderne tent voor Jan en Ly te laten vervangen. Men is er zeer vol van en het belooft voor ons in den toekomst een ideaal vacantieoord te worden!

Gisteren dineerde ik bij een redacteur van de N.R.Ct., van Houten; buitengewoon aardige menschen, waar je beslist kennis mee moet maken.

Het voorjaar is hier soms ook al prachtig. Ik hoop dat het in de vacantie volledig vat op me zal krijgen, maar ik ben nu van tijd tot tijd al aangestoken.

Lou is weer beter, het viel mee. Zaterdag ga ik naar Zeist. Dag, een massa voorjaarszoenen van jou Menno.

 

<Naar je werk ben ik erg benieuwd! ik heb hier allerlei prachtige oefenobjecten.>

 

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie