Menno ter Braak
aan
M.J.W. Holleman

Eibergen, 26 augustus 1920

Eibergen, 26 Aug. /20

 

Beste Maas

Vandaag ontving ik je brief, nadat ik je reeds in het schimmenrijk gewaand had; een brief, die er twee waard is, een krachtprestatie! En dat in extatisch-realistisch-smakelijk Hollandsch en god-zij-dank geen ‘shabby-looking’ Engelsch. Aangezien nu het weer ook al beneden nul is en de eenzaamheid hier bijna benauwend wordt, begin ik maar een antwoord, (ik garandeer niet, dat ik het vandaag afmaak) om je van 't één en ander, dat ik vergat, nog op de hoogte te stellen.

Eerst een compliment, dat je nog zulk perfect Hollandsch schrijft (behalve dan ‘scheiterig’, dat ik met een lange ‘ij’ schrijf) en dat je stijl ongegeneerd-bevallig is. Aan je spontane ode aan de meid van Vos blijkt wel, dat je nog door en door Nederlander bent. Je taal vertoont, zoover ik kan oordeelen, geen enkel Anglicisme. - Maar helaas moet ik lezen, dat je je verveelt, en dat in erger graad dan in Tiel, vis à vis Ottilie en de pianola van Mr. van Nievelt! Ik had je ook daar graag gezelschap gehouden, hoewel ik tegenwoordig meestal om half tien begin te ontbijten en me dus eenigszins zou moeten wennen aan appèl om acht. - Dat ik me wel verveel, is nog denkbaar, hier in de achterste Achterhoek (latinisme!), hoewel 'k veel lees; maar ik dacht, dat in Schotland, dat woord feitelijk niet voor je zou bestaan. Maar te oordeelen naar het criterium, dat je van Rev. S. Hirst ophangt (een stijlbloempje!) en het verdere milieu, waarin je terecht bent gekomen (tenminste als je zonder boord ontbijt, lijkt me dit woord niet ongepast), kan ik me nu volkomen in je toestand indenken.

Verleden maal vergat ik volkomen je te berichten, dat ik zonder verdere strubbelingen de ultima classis gymnasii ben binnen getreden, met 3½ voor Grieksch en 3- voor mej. B.W. van de Kamer (als je de mop hierin niet vergeten bent; anders mej. E.v.d. Kamer) en verder 4- en één 4½. Verder zullen jou zoomin als mij de cijfers interesseeren. Van verdere kennissen verhuisden J.v.Yzeren en Raat zonder iets. Van Jan Formijne hoorde ik niets, noch of hij succes heeft gehad bij Ottilie, noch of hij geslaagd is. - Over het ‘verpatsen’ (wat schrijft dat woord lekker) van je boeken: ik heb een advertentie in ‘Nugae’ gezet, waarbij ik me als executeur-testamentair van je nalatenschap heb opgeworpen. Tot nu toe nog geen aanvragen.

Ik heb weinig animo om Dinsdag over een week weer naar Tiel te vertrekken; het zal een uitgestorven jaar worden! A propos, misschien kom ik je in de Kermis- of Kerstvacantie wel eens opzoeken, of jij mij, al naar gelang het schikt; we hoeven niet bepaald te wachten, tot ik ao. 1921 in A'dam kom. Je bespiegeling in dezen leek me wat pessimistisch.

De veronderstelling aangaande je pyama-dubbelloopsgeweer was treffend juist. Mevr. Prins-Versteeg belastte me met de verzending, toen ik je kamer aan 't reinigen (sic) was. - Ik heb de Prinsen nog eens daarna opgezocht om afscheid te nemen; allicht zie ik ze niet veel meer in 't vervolg. Wegensch niet al te groote plaatsruimte spring ik nu vanaf de Prinsen op Bomli.

Deze man belast me n.l. weer met f 4.25, omdat hij een nieuw boek heeft uitgegeven, waar geen letter van hemzelf in staat, behalve het préface (‘nous recommandons’ etc.); verder alles schrijvers uit de 19e eeuw, saamgelezen door E.J. Bomli, prof. à Tiel met hulp van verscheiden anderen, zooals hij zelf in zijn hollando-gallisch voorwoord bekent. Waarschijnlijk zijn tot nu toe pas vijf exemplaren verkocht n.l. aan de élèves der zesde klasse gymnasium Tiel en dan nog één present. ex. voor Piet.

Al is het niet in de ‘Fragments’ par E.J. Bomli, lezen doe ik veel. ‘Madame Bovary’ verteerde ik, verscheiden dingen van Heine, (schrik niet) de [ mnesterofonia = vrijermoord] (23ste boek van de Odyssee), het Christusmysterie van v.d. Bergh van Eysinga, kleine portie's van diens ‘Uren met Hegel’, Bakels' ‘Leekeboek voor den Godsdienst’ (zeer aan te bevelen), ‘Hedda Gabler’ en ‘Vijand des Volks’ van Ibsen, een inleiding op de philosophie van Lao Tse van Borel en ‘Dreams’ van Schreiner (die zijn heel mooi en 't is Engelsch, dus als je ze nog niet kent, lees ze dan eens). Verder nog wat Hollandsch kleingoed. Je zult hier (terecht) uit op maken, dat ik niet veel anders doe dan lezen. Alleen tennis ik nogal eens, als 't weer het toestaat.

Toen ik je brief gelezen had, kwam eerst het plan bij me op je een lijst van vette Hollandsche woorden te sturen, maar helaas ontbreekt me lust en encyclopaedische kennis. Anders zou ik je op wat anders tracteeren dan op heete pap.

Je brief geeft me nog zooveel aanknoopingspunten om over te kletsen, te dazen, te zwammen of te boomen (allemaal Holl. synoniemen voor ‘praten’ als je ze vergeten bent), dat ik bijna genoodzaakt ben te eindigen om niet 't eene voor 't andere te verwaarloozen. Hou je intusschen goed in je Schotse laaglanden bij dominee Hirst (richting?), verveel je niet te zeer en zend bij gelegenheid nog eens bericht aan je zeer belangstellende vriend

Menno

 

Tot en met 6 Sept. adres: Eibergen, daarna Tiel. Gegroet M.

 

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie