Maurice Roelants
aan
Menno ter Braak

Woluwe, 18 februari 1935

Woluwe, 18 Februari 35.

Beste Menno,

Het is typisch, zelfs voor iemand met uw geestesallures, dat een mensch de ‘pointe’ van een grapje liefst ontwijkt, om er slechts uit te halen wat hem sieren kan. Ik sprak van een gelijkenis tusschen u en Gijsen in de manier van werken met het dreigement der ontslagbrieven. Gij hebt dat opgevat als een gelijkenis in het hoog houden van de zuivere principes, terwijl gij te verstaan geeft, dat ik de princiepenrijderij zou bestrijden, eventueel ten koste van alle principes. Mijn antwoord is driedubbel: ik waardeer uw verlangen naar zuivere principes, ik haat priciepenrijderij als een vorm van puritanisme met een inslag van kortzichtigheid, en desondanks hoop ik, dat na uitputting van alle overleg, het redelijk handhaven van mijn principes Forum niet uiteen zal doen springen.

Het moet u ontsnapt zijn, dat er galgenhumor schuilt in uw opmerking over ‘het katholicisme met zijn elasticiteit tot in het oneindige’. Het moment is niet gelukkig gekozen om zooiets te schrijven...

Gij vraagt niets anders dan zonder toezicht te werken. Persoonlijk sta ik niets anders voor. Ik vraag u maar één ding: dat gij zelf redelijke tact genoeg zoudt aan den dag leggen om de samenwerking te handhaven zooals ze vruchtdragend was en u zelf de beperking op te leggen om niet con amore de stukken te plaatsen die een deel der redactie moeten hinderen. Maar gij hebt gelijk, mondeling kunnen we die kwestie beter behandelen.

Ik geloof inderdaad, dat gij u ingespannen hebt om tegemoetkomend te zijn, maar laten we de gansche kwestie op een gemeenschappelijke vergadering bespreken: dat alleen kan ons in staat stellen te besluiten of verdere samenwerking mogelijk is. Met een vermijding van princiepenrijderij moeten wij tot een zuivere situatie komen. Wat volgt is onvolledig en weinig genuanceerd en alleen bij wijze van inlichting geef ik dit overzichtje:

1)Gijsen heeft ons, op ons verzoek, een ontwerp van verklaring over den Indiesman overgemaakt. Walschap, Herreman en ik hebben het afleggen van die verklaring altijd beschouwd als een ruim gemeten toegeving aan Gysen. Mij komt ze onaanvaardbaar voor. Het zou me verwonderen als Walschap en Herreman de ruime maat voor de ingediende verklaring wilden handhaven. Vermoedelijk zal Gysen, die op publicatie gesteld blijft, dus toch heengaan, en op dit punt zal niemand hem volgen.
2)Hier volgt nu een persoonlijk standpunt van mij: Gij biedt ons overleg aan, en zijt bereid om in bepaalde, tot uw eigen competentie strekkende gevallen, rekening te willen houden met de Vlaamsche redactie. Ik vraag voorloopig niet wat het mechanisme van dat overleg kan zijn. Ik elk geval houd ik niet vast aan een formuleering van het Vlaamsch civiliteitsvoorstel, die u in staat stelt het tot een censuur op te blazen. Uw overleg-aanbod kunnen we dus op de gemeenschappelijke vergadering bespreken.
3)De voorgestelde regeling met Virginia komt ons allesbehalve gelukkig voor. De Vlaamsche redactie vraagt u dus Virginia niet te publiceeren voor we met elkaar gesproken hebben.

(En veroorloof mij op dit stuk nog één speelsche opmerking zonder dat ge aanstoot zoudt nemen aan de impertinentie, waarvan ik mij bewust ben: - Welke zonderlinge monsters toch uit zuivere principes kunnen geboren worden! Een Januske Bifrons, met een Hollandsch en een Vlaamsch gezicht. Als ik in Holland Virginia ten dans gelei, dan ook in Vlaanderen...)

Van harte,

Maurice.

 

z.o.z.

 

Walschap en Herreman zijn overtuigd, dat een half uur vergaderen tot een oplossing zal leiden. - een oplossing ten goede. Ik houd mijzelf voor een scherp realist en ben wat pessimistischer, maar toch houd ik ook een bijeenkomst voor doelmatiger, al ware 't maar om een procesverbaal van slagen of mislukken der onderhandelingen op te maken. Daar gebruik ik conferentietermen, - maar met een correctief van humor.

 

Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum

vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie