Gevaren van het lezen

MEN leest in de geciviliseerde wereld zooveel, dat men er gewoonlijk niet meer aan denkt zich af te vragen, of het lezen een deugd dan wel een zonde is. Door Openbare Leeszalen en Volksuniversiteiten heeft men het publiek gewend aan het lezen, alsof bij voorbaat voor ieder individu vaststond, dat door lezen zijn persoonlijkheid zou zijn gebaat. Het kan daarom geen kwaad op de keerzijde van de medaille te wijzen; want het is niet voldoende het peil der lectuur te verbeteren, de leeskunst der twintigste-eeuwers (die nu eenmaal overzadiglijk is) door selectie te leiden; men moet ook de principieele nadeelen van een lezend menschdom onder oogen durven zien. Wat is afschuwelijker dan de ‘leesmensch’, die een product is van onze cultuur, zich met den afval van het leven voedt en verleerd heeft ‘nomadisch’ te zijn! Hij is de consequentie van het ongelimiteerde lees-evangelie, dat

[p. 11]

met embonpoint samenhangt. Zoodra men uitgaat van het standpunt, dat ‘het’ lezen van ‘de’ goede boeken op zichzelf al een adelbrief voor den mensch beteekent, moet men als verschrikkelijke consequentie aanvaarden, dat de mensch, die de meeste goede boeken leest de ideale mensch is. Waar deze ideale mensch in de praktijk op neerkomt: men behoeft er de humoristische tijdschriften maar over te raadplegen! Hier blijkt duidelijk, dat het niet alleen om ‘de goede boeken’ gaat, maar ook om de wijze, waarop men die ‘goede boeken’ verwerkt...of laat liggen.

Laten wij dus de gevaren van het lezen niet wegmoffelen, maar ze nauwkeurig afwegen tegen de voordeelen. Ik geef hier geen systematische tabel dier gevaren, maar doe slechts een greep:

1. Het lezen maakt oppervlakkig; het stelt den mensch in staat tot oordeelen zonder eigen ervaring, op gezag van een autoriteit.

2. Het lezen verlamt de scheppingskracht; het went den mensch aan bepaalde stijlformules, aan de conventioneele cultuurverzinsels, die de modeschrijvers elkaar napraten.

3. Het lezen maakt arrogant; het bevordert het vellen van stellige oordeelen over Kant op grond van b.v. de Geschiedenis der Wijsbegeerte van prof. Casimir; het heeft den ‘algemeen-ontwikkelde’ op zijn geweten, d.w.z. den mensch, die zooveel weet, dat hij kunstmatige ademhaling toepast op een drie weken in staat van ontbinding verkeerend lijk.

4. Het lezen kweekt snobisme het geeft het aanzijn aan een valschen cultus van den schrijver, den dichter, den geleerde. Enzoovoort. Men kan er nog aan toevoegen, dat het lezen de oogen bederft, maar dat valt buiten de lijn dezer beschouwing, al is ook die factor niet te verwaarloozen. Wat

[p. 12]

volgt hieruit? In de eerste plaats, dat men uiterst voorzichtig moet zijn met algemeene conclusies over ‘het’ lezen. Het feit, dat lezen tegenwoordig voor den beschaafden mensch onmisbaar is, mag niet verleiden tot de gevolgtrekking, dat het voor iedereen ook in alle omstandigheden heilzaam is. In de middeleeuwen, toen het lezen nog het privilege was van een betrekkelijk kleine groep, de geestelijkheid, en het analphabetisme dus regel op een uitgestrekt maatschappelijk terrein, kon men ook leven! Met de maatschappelijke vormen zijn ook deze verhoudingen veranderd en het blijve den verstokten romantici voorbehouden naar de middeleeuwen terug te verlangen; maar zooveel kan men uit de historie leeren, dat de lezende twintigste eeuw niet vereenzelvigd mag worden met de cultuur in het algemeen. Het lezen als eigendom van iedereen is zelfs als een uitzonderingstoestand te beschouwen; dat het blanke ras daarvan voordeel heeft gehad, terwijl het de wereld veroverde, zal niemand ontkennen, of dat voordeel op den duur zal opwegen tegen de nadeelen, is een andere vraag.