Wijnkoopiana

Oud-redacteur Wijnkoop sprak voor de Studentenclub voor Staatkunde, om ons te bekeren van de dwalingen onzes weegs. Hij heeft mij te peinzen gegeven: waarom zijn wij niet allen communisten, als het zo eenvoudig is?

De redenen:

De heer Wijnkoop draagt een wijnpurperen das op een overhemd van zwoel Carrarisch marmer. Dit is geen hatelijkheid, maar een levensvraag. Werpt gij uw gewaardeerde verzenbundels op de mesthoop? Bewondert gij de balletten van Henri ter Hall? Het is een kwestie van stijl en niet van praktische kleding, want harmoniërende das en overhemd kosten niet meer geld dan vloekende das en overhemd. Daarom aarzel ik niet en spreek verder.

De heer Wijnkoop draagt het haar in geplette kuif, alsof werelden van noodzakelijkheid onontkoombaar op hem rustten. Dit is geen aanmerking op de kapperskeuze, maar een levensvraag. Het denkende voorhoofd eist geen geplet forum midden in uw haar.

De heer Wijnkoop is de man van de grote lijn. Hij houdt inventaris-uitverkoop van zes imperiums, twee oceanen, waarom de politiek draait, miljoenen Mohammedanen, Russen en Chinezen; hij balanceert met goud tussen Amerika en Europa, hij kegelt met begrippen. Hij kent geen twijfel en alleen details om der wille van de grote lijn. Dit is geen belediging aan het adres van de

[p. 172]

heer Wijnkoop, maar aan dat van de grote lijn. Want die bestaat niet.

De heer Wijnkoop wil overtuigen door te schreeuwen en zijn woorden vliegen als kartetsen de zaal in. Is dit een kritiek op de uitspraak van de heer Wijnkoop? Geenszins, maar over het spreken over politiek. Want daarbij moet men klaarblijkelijk meermalen van het podium vallen en met de vuist op het wankele gestoelte slaan. En dit is niet overtuigend, omdat het te luide is of te lachwekkend.

De heer Wijnkoop ontwierp zich een sikje à la Lénin. Hij heeft daarvoor zijn baard geofferd en alle karikaturisten tot wanhoop gebracht. Dit is allerminst een persoonlijke opmerking, maar een kwestie van auteursrecht. Ook een symbool. Want de heer Wijnkoop wil Rusland overbrengen naar Nederland en dit is bedenkelijk. Jo van Ammers-Küller en Dostojewski kunnen niet samen verkeren; ze zouden beiden gek worden.

Daarom ben ik nog geen communist.

Overigens komt mij het communisme voor als een radicale stijl. Alles is kapitalisme en feiten en de zuivere waarheid in de mond van de heer Wijnkoop. En ook het historisch-materialisme staat hem niet slecht. Want daarmee is alles te verklaren, das, overhemd, kuif, grote lijn, schreeuwen en sikje; en ook de cultuur, naar men zegt.

 

22 november 1924

Murena