Boekbespreking
H.W. van Loon, De Mensch in het grijs Verleden (Nederl. bewerking van Dr. C.P. Gunning) Amsterdam, Scheltema & Giltay, 1924

Dit boek is slechts een klein buitje van de populariteitsregen, die de heer van Loon, professor in Amerika, over deze gewesten laat neerdalen. Nadat hij met grote passen

[p. 176]

door de gehele geschiedenis was geijld en ook de Bijbel had naverteld, kwam hij aan de Oudheid. Het is nog maar een begin; de heer van Loon heeft thuis vele flessen inkt en hij belooft nog ‘vele andere delen’ met populariteit. Wij wachten onrustig af, hoe het verder gaat.

De Mensch in het grijs Verleden werd opgedragen aan Hansje en Willem, twaalf en acht jaar oud; dat zijn de kindertjes van de heer van Loon. Per slot van rekening blijkt het boek dus voor kinderen geschreven te zijn, hetgeen niet buitenop staat vermeld. Er zullen dus vele grote mensen zijn, die het op St.-Nikolaas cadeau krijgen en bedrogen uitkomen. Hun zal het niettemin geen kwaad doen, want voor de conversatie is het plezierig de hele geschiedenis zowat te kennen. Ik verdenk de heer van Loon er dan ook sterk van, dat hij de vaders en moeders van de Hansjes en de Willems stiekem evengoed wil bereiken met zijn historiografie en zijn gemoedelijke verteltrant. Daarom zij het mij vergund enige opmerkingen te maken over deze leuke manier van geschiedschrijven.

Omdat de heer van Loon merendeels Amerikaan is, spreekt het vanzelf, dat de oude geschiedenis alleen bestudeerd wordt, wijl onze beschaving steunt ‘op een fundament van kennis en inzicht, dat met veel moeite gelegd is door de volkeren van de oude wereld’. ‘Zij hebben het recht op onze dankbaarheid en eerbied zoolang deze planeet blijft bestaan en menschen erop leven’. De antieke beschavingen zijn voorstadia voor onze electrische kachels en automobielen. Dat is toch doodeenvoudig. Trouwens, eigenlijk de hele geschiedenis is simple comme bonjour. Het begint kleintjes van onderaf en geleidelijk komt het tot de duizelingwekkende hoogte, die wij gelukkigen al bereikt hebben. ‘Geschiedenis’, aldus de heer van Loon, ‘is eigenlijk geen wetenschap. Er is natuurlijk wel een geschiedeniswetenschap, maar daar hebben wij hier niet mee te maken. Geschiedenis vertelt het verhaal van de menschheid...’. Nogmaals, dat is toch doodeenvoudig. Vooral, omdat de heer van Loon niets met die geschiedeniswetenschap wenst te

[p. 177]

maken te hebben. Hij behoeft zich dus al net zo min af te vragen, in hoeverre geschiedeniswetenschap mogelijk is, zoals de moderne geschiedenisfilosofie dat gedaan heeft. Die wetenschap is er ‘natuurlijk wel’ en de kinderen denken: ‘Hij weet er meer van, maar dat zegt hij niet’. Maar bovendien, het zou grote moeilijkheden opleveren voor het grote publiek over dergelijke kwesties te schrijven. Spengler en zo moeten er dan weer bij worden gehaald en dat is zo lastig voor het opstijgen van de geschiedenis. ‘Geschiedenis vertelt het verhaal van de menschheid’, uit. Geen lastige vragen s.v.p., Hansje en Willem, hoe je dat doet. Het is alles doodeenvoudig.

De heer van Loon stelde zijn kroost aldus waarschijnlijk tevreden. Misschien vinden ook zijn andere lezers het systeem gemakkelijk. Maar er zijn van die erge stommelingen, die zelfs het pasklare verhaal van de mensheid nog niet snappen. Van die zeldzame kuikens, die alles tienmaal uitgelegd moeten hebben. Vandaar die ook al populair geworden doodeenvoudige plaatjes, waarmee de heer van Loon zijn werken verduidelijkt. Waarom zou men nu nog aan een geschiedeniswetenschap doen? De heer van Loon verklaart alles met plaatjes, waarop alleen de hoogst nodige lijnen, luchtig-gekrabbeld, voorkomen: het groot-grondbezit, de Toren van Babel, het ontstaan van de Pyramide etc. etc. Alles zeer gemakkelijk te onthouden. Deze prentjes laten duidelijk zien, hoe de heer van Loon zich die dingen gedacht heeft. En aangezien de heer van Loon de geschiedenis vertelt en deze op haar beurt weer het verhaal van de mensheid vertelt (z.b.), is de hele zaak weer doodeenvoudig. Om dezelfde reden is het ook belachelijk, om hem te verwijten, dat hij zijn eigen zakenliedenbeschavingscliché als de geschiedenis zou presenteren. Want de heer van Loon vertelt... etc. etc. zie boven.

Laten wij deze man dus dankbaar zijn. Hij heeft vele problemen uit de weg geruimd doordat hij er niet mee te maken wenst te hebben. Hij verlicht de wereld (i.c. de oude wereld) met de nieuwste vinding zaklantaarn. Hij doceert de geschiedenis, zoals hij aan zijn vrouw de

[p. 178]

krant voorleest. En daarom mag men hem die enkele kleine slippertjes en fantastische uitstapjes niet kwalijk nemen; want de andere feiten immers staan ook in de schoolboekjes van Pik en de Boer en die zijn zó vervelend, dat Hansje en Willem door vaders evolutiesausje het bittere hapje van de schoollessen veel gewilliger zullen slikken.

 

29 november 1924

M.t.B.