Ingezonden stukken
Aan M.t.B.

Waarom heb je toch dat allerellendigste stukje over Herman Heijermans geschreven? Waarom schrijf je over Heijermans, als je hem absoluut niet op de juiste wijze weet te waarderen, zelfs niet met de juiste maatstaf weet te meten? Besef je dan niet, dat Heijermans in z'n Falklandjes, in z'n Barbertje Snik, enzovoort, enzovoort, al onze realisten: de Meester, Querido en al die anderen, vèr achter zich gelaten heeft? Zie je dan niet dat de

[p. 189]

plastiek, zoals die verdedigd werd door alle litteratoren van die tijd, verwerkelijkt is alléén door Heijermans, met ontzaglijke zeggingskracht? Wanneer Heijermans een etende burgerman tekent, zie je hem dan niet eten, hóór je hem dan niet eten, vóél je hem dan niet eten, heb je dan niet z'n hele etende wezen in je opgenomen? Waarom schrijf je over Heijermans, als ‘de sfeer van zijn realisme je geheel vreemd’ is? Waarom schrijf je over Heijermans, wanneer je de dramatische kracht van zijn stukken misduidt als ‘technische knapheid’, wanneer je vergoelijkend ‘niet wilt loochenen’ het ‘eerlijke gevoel’ in Op Hoop van Zegen en de ‘blijmoedige ironie’ van De Wijze Kater, dingen die natuurlijk in een drama te prijzen zijn, maar die het daarom nog niet tot dramatische kunst maken? Weet je soms niet, dat kunst zo tendentieus zijn mag als zij maar wil, ‘mits zij voor alles kunst zij’? Maar waarom schrijf je dan over Heijermans?

 

B.L.v.d.W.(aerden)

Antwoord aan B.L.v.d.W.

Het schijnt mij onnodig, je protest omstandig te beantwoorden, omdat ik in dit nummer elders uitvoerig op de socialistische ‘cultuur’ inging. Ik schreef over Heijermans onder ‘Scaenica’ om de toneelschrijver van het naturalisme te eren; zijn dood kan niet wegnemen, dat dit naturalisme een verleden periode is; hierin geef ik Heijermans als jij een eerste plaats. Ik meende, dat dit voldoende uit mijn, zuiver als ‘In Memoriam’ bedoeld stukje bleek. Aan de in deze dagen door een bepaalde politieke gezindheid op touw gezette annexatie- en overschattingsbeweging wens ik niet mee te doen.

 

6 december 1924

M.t.B.