Vlaamsch Volkstooneel
Anton van de Velde, Tijl

Voor het eerst sedert l'Histoire du Soldat kraakte er op deze zaterdagmiddag iets in de Stadsschouwburg, waar het nog zo prettig en knus rook naar de deftige straat45 En ditmaal was het Johan de Meester Jr. met zijn opmerkelijk troepje knappe spelers en zijn gedurfde en toch solide regie, die hier plotseling kwam herinneren aan de onsterfelijkheid van het dramatisch gebaar, niet in de Gold Rush, maar op het toneel! Hem gelukte het de reeds krachtig ingetreden zomerslaap nog een ogenblik te verstoren en een sceptisch gezind publiek enthousiasme af te dwingen. Daarvoor alle hulde! Het is een geheel autonoom herscheppen, deze vertoning van Van de Velde's Tijl; een als tekst vrijwel ongenietbaar produkt, waar de expressionistische zevenklappers nog eens duchtig afvliegen. Niet onmogelijk, dat een Vlaams publiek zich in deze rederijkers-allegorieën kan vermeien; ons gaat dat niet meer af. Daarbij blijft het alles droog en in de vaak door de schrijver beproefde humor meestal goedkoop, wanneer men een uitzondering maakt voor het begin van het tweede ‘kapittel’.

Al blijf ik geloven, dat het esthetisch genot hier dus gehalveerd werd: Johan de Meester had in zijn

[p. 382]

drievoudige kwaliteit van akteur, regisseur en decorverzorger een stoutmoedige en boeiende poging gedaan alle latente mogelijkheden uit deze Tijl aan te boren en te verwerken. Is het vermoeden gerechtvaardigd, dat de jonge Vlamingen maar vlotweg produceren, omdat De Meester hen toch wel speelbaar maakt? De methode is bedenkelijk.... Van het eerste bedrijf af, dat zeker in litteraire waarde verreweg het onbelangrijkst is, ging de spanning in de opvoering steeds crescendo. Het hijsen van de koninklijke gulden leeuw, het eenzaam duel van markies Saturé de Bel-Esprit, tenslotte het gehele derde bedrijf om de verworden woning van Tijl, waren scènes van ongewoon effect. Men vergat hier Van de Velde zonder bezwaar. De Meester blijkt een zeer besliste en persoonlijke keuze te hebben gedaan tussen de moderne regierichtingen en hij blijkt in die keuze geen onvruchtbaar dogmaticus. Ik denk aan de groteske smoking-revers, die een prachtige parodie leveren op de correcte lijn; aan de tragische bar-als-achtergrond, waartegen zich de ondergang van een volk voltrekt; aan de nauwelijks zichtbare en toch zo strak-gebonden chemisten-scène.....

Wij zagen hier, behalve een geestdriftige Tijl van De Meester, enige opvallende creaties; b.v. de Marquis Saturé de Bel-Esprit van Lode Geysen, de Marquise en haar dochter, (Stella van de Wiele en Judith van Gelder). Lamme Goedzak (Staf Bruggen) en Brabo (Maurits Koster) waren hoofdzakelijk in het eerste bedrijf niet vrij van de retoriek, die de tekst hun aan de hand deed; maar de eerste nam in het stil-humoristische tafereel bij het ‘huis vol spinnewebben’ revanche. Onverstaanbaar, maar in zijn mimiek voortreffelijk, scheen mij de Ahasveer van Leo Lambert.

 

15 mei 1926

M.t.B.

45Blijkbaar ‘kraakte’ er j.l. woensdag weer iets! Men fluistert, dat er zelfs hoge studentenkringen bij de geheimzinnige ‘incidenten in de Stadsschouwburg’ betrokken zijn.