Het boek en het dagblad

Wanneer Het Vaderland de door uitgevers en boekhandelaren georganiseerde Boekenweek aangrijpt als een voor de hand liggende gelegenheid om de bijzondere aandacht van zijn lezers te vestigen op het boek, dan geschiedt zulks uiteraard met niet geheel dezelfde bedoelingen. Hoezeer men het ook moge toejuichen, dat de boekhandel meer en meer contact zoekt met 't publiek, hoezeer dus in vele opzichten zijn bedoelingen met de onze parallel mogen loopen, wij moeten niet uit het oog verliezen, dat de taak van het dagblad ten opzichte van het boek een andere is dan die van den uitgever en den verkooper. Het dagblad moet voorlichtend en critisch werk verrichten, terwijl de verzorgers van de handelsbelangen van het boek zich, zooals vanzelf spreekt, hoofdzakelijk richten op de propaganda. Zeker bedoelt dit Bijblad eveneens propaganda te zijn, maar dan op een ietwat gecompliceerder manier. Daarom hebben wij hier niet alleen den wierook, maar ook de peper gefourneerd, in de meening, dat de belangen van het object, waarom het hier gaat, meer gebaat zijn bij een onbevangen en veelzijdig perspectief dan een critieklooze verheerlijking.

Wij hebben medewerking gezocht en verkregen van verschillende deskundigen, die op verschillende wijze bij het boek zijn geïnteresseerd. De schrijver, de lezer, de bibliophiel, de uitgever, de drukker en de bibliothecaris der Openbare Leeszaal zetten hier hun standpunt uiteen; wij hopen, dat zich aldus een panorama zal ontrollen, dat een indruk geeft van de vele stadia, die het boek doorloopt, eer het in handen komt van het publiek; de lezer vertegenwoordigt daarbij het publiek zelf.

Allerminst is hier gestreefd naar volledigheid en te langademige objectiviteit. Wat men hier onder oogen krijgt, is een aspect, dat de materie zeker niet uitput. Wij hadden ook bakvisch, den hengelaar en den binder over hun boek kunnen laten schrijven, maar omdat onze ruimte beperkt is, hebben wij ons aan zekere grenzen moeten houden.

Met een variatie op wat wij onlangs over ‘den’ held hebben geschreven, zouden wij ook van ‘het’ boek kunnen zeggen: het bestaat niet, er bestaan alleen boeken. ‘Het’ boek is een abstractie, en daarvoor kan me bezwaarlijk propaganda maken; op het feit echter, dat er overal en met de uiteenloopendste bedoelingen boeken gelezen worden, heeft het dagblad te wijzen. Het kan niet heksen; het kan de boekenlezers niet over één kam scheren; het kan zelfs onmogelijk pogingen doen iedereen tevreden te stellen; maar het kan, juist bij een officieele gelegenheid als deze, ‘het’ boek in het licht stellen als een kruispunt van vele en geschakeerde belangen. Men bewijst er het boek een beteren dienst mee als men het critisch beziet dan als met het in het wilde weg heilig verklaart; men vergete niet, ook Courths Mahler behoort tot de regionen van ‘het’ boek! Men kan niets voor het boek doen, tenzij men ook onmiddellijk iets doet voor de selectie in den boekenchaos. In het belang van zulk een critische selectie hebben wij dit Bijblad samengesteld; wij hopen, dat de lezers van Het Vaderland het als zoodanig op prijs zullen stellen.

Menno ter Braak