Willem Kloos en Tachtig

Zijn beteekenis als beeldenstormer
Man van het initiatief

Willem Kloos wordt morgen vijfenzeventig jaar. Hij, de ‘Tachtiger’, nadert den leeftijd, die het epitheton dubbel op hem van toepassing zal doen zijn. De Beweging van Tachtig wordt spoedig tachtig; ook daarin steekt een stuk symboliek.

Deze Beweging van Tachtig is thans niet meer bij machte ons te ontroeren, zooals zij dat vorige generaties nog gedaan heeft; zij is historisch geworden en de levendige discussies, die in handboeken aan haar gewijd worden, zijn geladen met een ander pathos dan dat der eerste dagen van de jonge Nieuwe Gids. Het heeft geen zin dat te ontkennen. Voor ons zijn de door Tachtigers met zooveel vuur in 't geding gebrachte waarden: het ‘l'art pour l'art’, de ‘allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie’, de Schoonheid met een hoofdletter, niet meer de symbolen van dierbare dingen, die bedreigd worden door predikanten en schoolmeesters; de Schoonheid is tegenwoordig één van de hoofdpunten van het litteratuuronderwijs op de scholen en er zijn andere waarden, die om verdediging vragen.

‘Het is voor ons niet meer van vitaal belang, dat Tachtig de Schoonheid heeft gekroond en haar vijanden heeft vernietigd; wij mogen dat historisch apprecieeren. Wel kunnen wij er ons vitaal over verwonderen, dat Tachtig met de Schoonheid genoegen heeft genomen, niet over de Schoonheid heeft willen heenzien. Rest ons de conclusie, dat de Schoonheid voor Tachtig een openbaring van zoo magische volledigheid is geweest, dat zij allen twijfel versloeg, alle verdere perspectieven afsloot, alles inzette op dat eerherstel der geknechte zintuigen...

Rest ons de conclusie, dat de Schoonheid slechts dan belangrijk is, wanneer zij ons bevrijdt; en dat men er zich overigens gerust van kan onthouden, haar naam te heiligen en met een hoofdletter te schrijven.’

Aldus heb ik het vroeger eens geformuleerd, en deze formule wil ik ook thans nog handhaven. De groote beteekenis van Tachtig en van haar voorman, Willem Kloos, is niet de Schoonheid zelve, maar de geestelijke beweging, die een verdrukte waarde gold. Het initiatief tot omverwerping van bepaalde verstarde dogma's maakt ook voor ons de figuur van Kloos in hooge mate respectabel. Men kan zelfs zeggen, dat Kloos in onze litteraire overlevering bij uitstek geëerd wordt als de strijder; d.w.z. om hem (evenals om Van Deyssel) heeft zich de verdiende legende gevormd van den ‘geesel Gods’ der oude litteratuuropvattingen, en het is in dat licht, dat de jongere generaties hem bij voorkeur bezien.

Over den dichter Kloos vindt men elders in dit blad een beschouwing, die hem als zoodanig recht doet wedervaren. Voor mij persoonlijk echter, hoezeer ik ook een bewonderaar ben van die eerste verzen, waarin Kloos zijn zuiver poëtisch gevoel heeft geopenbaard, ligt de groote beteekenis van de figuur Kloos meer op cultuur-historisch dan op dichterlijk gebied. De beeldenstormer Kloos is nog heden ten dage voor hen, die tegen andere afgodsbeelden stormen een exempel; de lyriek van Kloos daarentegen voegt zich in ons uitgebreide en diepe lyrische front, dat sedert hem is ontstaan. Onze poëzie heeft een periode van bloei achter den rug, dat is ontegenzeggelijk een feit en in die periode bekleedt Kloos met enkele onsterfelijke gedichten zeker een belangrijke plaats; maar zou Kloos Kloos zijn, alleen op grond van deze poëzie? Het lijkt mij betwijfelbaar. Neen, het feit, dat men hem onder geen beding verwisselen kan met een anderen talentvollen lyricus, berust op zijn ‘strategische’ positie. Hij dichtte niet op een rustpunt, maar hij dichtte in den aanval; hij veroverde met zijn gedichten iets, zooals hij door zijn kritieken nieuwe horizonten opende, en daarvoor blijven wij hem erkentelijk.

M.t.B.