Om een menschenleven

‘La tête d'un hommel’ van Julien Duvivier
Harry Baur, Inkyinoff, Gina Manès
Passage Theater

Verleden week schreef ik naar aanleiding van Feyders ‘Le Grand Jeu’ een en ander over het gemiddelde van de Fransche film, dat na een periode van pijnlijken achterstand, een niveau heeft bereikt, waarmee zich bijna geen ander land kan meten. ‘Le Grand Jeu’ was daarvan echter geen typisch voorbeeld, omdat Feyder te sterk onder invloed gekomen is van den zoo volkomen anders geaarden Amerikaanschen filmstijl, Fransche en Amerikaansche filmstijlen mogen elkaar op verschillende punten raken, in het essentieele lijken zij niets op elkaar. De ‘aandacht voor de werkelijkheid’, voor de dingen van het gewone leven, is in de Fransche film vaak hoofdzaak, ook wel eens ten koste van de historie, waar het ‘om gaat’, terwijl men den indruk krijgt, dat zelfs de voortreffelijkst gemaakte Amerikaansche film de dingen van het gewone leven of idealiseert door een fluïdum van sentimentaliteit òf zoo naturalistisch uitbeeldt, dat er voor een tusschensfeer geen plaats meer is. Sedert de Amerikaansche film technisch niets meer te wenschen overlaat, ziet men toch niet minder duidelijk, hoeveel moeite het een Amerikaan kost de romantiek los te laten. In de Fransche film daarentegen (ook als men te doen heeft met een onderwerp, dat men geneigd is om de stof van het scenario romantisch te noemen!) is de genegenheid voor het poëtisch geziene ‘gewone’ detail als van nature aanwezig; blijkbaar sluit deze voorkeur zich aan bij de lange litteraire traditie, die Frankrijk in zich heeft opgenomen.

 

* * *

 

De langzamerhand ook hier bekend geworden acteur Harry Baur dankt zijn roem wel hoofdzakelijk aan zijn aanvoelen van het alledaagsche. Nooit stond een filmspeler verder af van het tooneelgebaar dan deze Baur, die zijn grootste effecten bereikt met een achteloos beweginkje van zijn hand, een even fronsen van de wenkbrauwen. Tot nog toe heeft het succes Baur nog niet kunnen bederven, zooals het destijds bijv. een Emil Jannings bedierf, die in het ensemble van een film als ‘Variéte’ van Dupont een uitstekende kracht was, maar daarna werd uitgebuit voor groote solo-rollen, waarbij de Groote Acteur voor den dag kwam en de beminnelijke Duitscher, met een beperkt, maar zeer reëel talent, zichzelf in de verleidelijke bekoring van allerlei geweldige figuren wel moest kwijtraken. De kracht van Baur is immers juist, dat hij zich niet boven zijn medespelers verheft; zijn capaciteiten brengt hij in bescheidenheid naar voren; in de film, die nu in het Passage Theater loopt, merkt men niet eens, dat de regisseur speciaal moeite doet op hem de aandacht te vestigen. Hij schittert niet: dat is zijn groote eigenschap, en men mag wenschen, dat hij binnen verloop van tijd niet gebruikt zal worden voor het ster-systeem en bewaard zal blijven voor het toch wel wat zielige verloop van een carrière als die van Jannings of Garbo.

 

* * *

 

In ‘La Tête d'un Homme’ (‘Om een Menschenleven’) heeft Baur zich zelfs zoozeer geeffaceerd, dat zijn tegenspeler, de Mongool Inkyinof, veel meer voor het oog van het publiek als ster fungeert. Hoewel ook deze acteur onder de bekwame leiding van den regisseur Julien Duvivier geenszins eigenmachtig gebruik kan maken van zijn voortreffelijk filmmasker, is hij toch meer dan Baur hoofdpersoon geworden. Baur stelt zich tevreden met de bescheiden rol van wat bij de Ufa reeds een vast type werd: den ‘Kriminal kommissar’; en hij weet er zonder ophef een buitengewoon boeiend personage van te maken Voor den goeden acteur geldt, dat hij in iedere rol een ander is, maar zonder zijn karakteristieke eigenschappen te verliezen; dat geldt ook voor Harry Baur, die hier geheel anders is dan b.v. in ‘Rotchild’, en toch met dezelfde bijna onmerkbare, maar volkomen beheerschte gebarentechniek zijn doel bereikt.

 

* * *

 

‘La têtê d'un homme’ is een ‘film policier’ van de beste, boeiendste soort. Dit genre film leent zich uiteraard voor alles: voor de grootste nonsens, maar ook voor een rake typeering van menschen en een virtuozen opbouw van de intrige. Natuurlijk is ook deze intrige, fundamenteel bekeken, nonsens, maar omdat Julien Durivier een zeer knap vakman is met kennelijk pleizier in zijn werk kan men zich geheel verdiepen in de sfeer van het gebeuren. Zoo nu en dan gaat de film echter zelfs boven den ‘inhoud’ uit, zoowel door de uitstekende qualiteiten van de acteurs als door de gevoelige montage van beeld en geluid. Overigens is het overbodig, daar al te zware termen aan te verbinden; hoofdzaak is, dat Durivier, die trouwens reeds door verschillende films zijn talent heeft bewezen en zeker wel als representatief kan gelden voor het Fransche gemiddelde op zijn best, een spannend gegeven (naar een roman van Georges Simenon) heeft verfilmd met alle ambitie, die den uitvoerder van zulk een opdracht ten dienste kan staan.

Veel van de geschiedenis verraden is niet noodig. De nasporingen van commissaris Maigret (Harry Baur) betreffen een geheimzinnigen moord in een villa, waarvan een oude, gefortuneerde dame het slachtoffer is geworden. Aangezien de tante een neef tot eenigen erfgenaam heeft en de als dader aangehouden Joseph Heurtin natuurlijk de dader niet is, heeft men reden genoeg om zijn verdenkingen op Radek (Inkyinof), den eigenlijken aanstoker van al dit kwaad, te vestigen. Ditmaal doet de regisseur geen moeite, om den eigenlijken schuldige ook voor den toeschouwer te verbergen; maar het onderzoek boeit voldoende door de wijze waarop, en alleen het slot (Radeks bekentenis onder de wielen van een autobus) is, van politieroman-technisch standpunt bezien, niet geheel verantwoord. Verder heeft mij eigenlijk in dit verband alleen gehinderd het inlasschen van een ‘nummer’ van Damia, dat op het moment in quaestie den afloop in een verkeerd tempo remt.

Ik noem nog een paar scènes uit de film, waarvan de qualiteiten op rekening van Durivier moeten worden gesteld. In de eerste plaats het verhoor van Heurtin door Maigret die beide onzichtbaar blijven, terwijl de camera het oog een panorama van Versailles laat zien; een effect, dat den indruk van het verhoor versterkt in plaats van verzwakt. Een uitstekend stuk montage is ook Radeks ren aan het slot, met het telkens botsen en weer doorvliegen van het Mongolenmasker van Inkyinof; in zulke episodes is Duvivier (men herinnert zich wellicht zijn ‘Au Bonheur des Dames’?) een specialiteit. Voortreffelijk is ook de arrestatie van Heurtin, die gedreven door den honger van een klein meisje een boterham steelt.

Behalve Harry Baur als den commissaris, komt vooral Inkyinof als Radek naar voren: dezen speler leerde men reeds lang geleden kennen door Poedofkins ‘Storm over Azië’. en sedert dien heeft hij zich onder de krachten van beteekenis weten te handhaven; in deze film mag hij naast Baur gezien worden Gina Manès, het Fransche pendant van de Duitsche Brigitte Helm, geeft hier ook weet blijken van een filmtalent, dat er sedert haar creatie in ‘Thérèse Raquin’ geenszins op achteruit is gegaan. Ook de andere rollen (in het bijzonder denk ik aan den acteur, die Joseph Heurtin vertolkt!) zijn in zeer goede handen.

M.t.B.