Kunst en Letteren
Nabije geschiedenis

Uit de jaren 1932 tot 1935 in Duitschland
Terugblik op de ‘landsknechten’

Ludwig Renn, Vor Grossen Wandlungen. (Verlag Oprecht, Zürich, 1936).
Ernst von Salomon, Nahe Geschichte. (Rowohlt, Berlin 1936).

Van twee zeer verschillend geaarde Duitsche schrijvers verschenen dezer dagen twee zeer verschillend geaarde boeken, die echter in zooverre met elkaar verwant zijn, dat zij ‘nabije geschiedenis’ behandelen. Ieder in zijn soort zijn zij bovendien ook teleurstellingen; het schrijven van geschiedenis van den eigen tijd is een hachelijk métier. Het is zeer zeker niet waar, dat de tijdgenoot altijd de goede getuige is; wat hij aan feiten heeft meegemaakt, is natuurlijk onder alle omstandigheden de moeite waard, maar de ‘monomanie’ van den ‘aanwezige’ is een factor, die daar tegenover staat. Ook zonder in een objectieve geschiedschrijving te gelooven, kan men jegens de psychologie van den ooggetuige eenig wantrouwen koesteren; of liever, men moet hem steeds als ooggetuige beoordeelen en het perspectief, dat hij geeft, onder die reserves aanvaarden. Men moet b.v. voortdurend de vraag stellen, of de nabijheid der feiten hem niet zoozeer aanging, dat hij onmogelijk anders kon dan zich, ook nog in den terugblik, fel partijganger toonen; want iemand is met honderd banden gebonden aan de dingen, die hij zelf meemaakte, en wil ze liefst ook nog annexeeren, als hij verslag uitbrengt. Vandaar, dat de verhalen van ooggetuigen zoo boeiend kunnen zijn.... en tevens tot in het absurde eenzijdig; de positie van geïnteresseerde staat niet meer dan één gezichtshoek toe....

Roman-reportage.

Het nieuwe boek van Ludwig Renn (pseudoniem voor Arnold Vieth von Golssenau), ‘Vor Grossen Wandlungen’, heeft men stellig met eenige spanning tegemoetgezien. Niet zoozeer, omdat men den schrijver van ‘Krieg’ (1928) en ‘Nachkrieg’ (1930) voor een genie hield, als wel, omdat Renn na den Rijksdagbrand als links georiënteerde gevangen werd genomen en sedert dien in de cel en het concentratiekamp de zegeningen van een dictatoriaal regime aan den lijve mocht ondervinden. Eenige maanden geleden werd Renn echter vrijgelaten (om welke redenen is mij niet bekend) en hij emigreerde toen naar Zwitserland, waar hij het boek schreef, dat thans te Zürich het licht heeft gezien.

Dit boek, roman naar den opzet, reportage naar het wezen, stelt nu ernstig teleur. Het is voor de zooveelste maal een bewijs voor de stelling, dat ervaringen alleen nog niet in staat zijn om iemand wijzer te maken dan hij tot dusverre was; van veel meer beteekenis is de bodem, waarin die ervaringen worden gezaaid. Renn b.v. heeft ongetwijfeld veel meegemaakt en is ooggetuige geweest van de sadistische wreedheden, waaraan zich ongecontroleerde instanties onder invloed van een regime, dat hen hun gang laat gaan, schuldig maken; hij heeft bovendien gezien, hoe de ondergang van de democratie van Weimar werd voorbereid in de individuen en in de vergaderingen; maar eenige verrassende conclusie heeft hij uit dat alles niet getrokken. Hij herhaalt nog eens, wat misschien voor doove ooren niet genoeg herhaald kan worden, hij vertelt nog eens, wat er geleden is (en geleden wordt) in de gevangenissen en concentratiekampen, maar hij is niet bij machte dit gebeuren ‘met nieuwe oogen’ te zien. Daarbij komt, dat de vorm van ‘Vor Grossen Wandlungen’ een hinderlijk onopgelost mixtum is van (schematische) romanverbeelding en (even schematische) reportage; de romankant van het boek is bovendien een schaduw van de reportage en deze reportage is weer zeer oppervlakkig. Wat Renn b.v. over den Rijksdagbrand weet te vertellen, is slechts vlakke herhaling van wat sedert jaar en dag iedereen weet, die zich op de hoogte heeft gehouden van de documentatie daarover; en de tegenstelling tusschen links en rechts, tusschen communisme en nationaal-socialisme in hoofdzaak, is eveneens verre van oorspronkelijk. De personages van Renn leven niet, zij vertegenwoordigen slechts brochures; en daarom gaan ook de lotgevallen van den later gesteriliseerden nationaal-socialist Oetting, die toch werkelijk tragisch hadden kunnen zijn (‘man sterilisiert heute nicht die Verrückten, sondern die Menschen, die Charakter haben....’), aan den lezer voorbij, zonder dat hij deze figuur als tragisch ervaart.

Het is jammer van de ervaringen, het is jammer ook van een auteur als Ludwig Renn, wiens bedoelingen den indruk maken van volkomen oprecht te zijn. Hadden andere sentimenten dan die door reportage kunnen worden overgebracht hem tot het schrijven van dit boek kunnen brengen, het had misschien de afschuwelijkste en aangrijpendste kroniek kunnen worden van gebeurtenissen, waarover wij nog nauwelijks iets weten....

Een geschiedenis van den ‘Nachkrieg’.

In het boekje ‘Nahe Geschichte’ (Ein Ueberblick) geeft Ernst von Salomon, wiens roman ‘Die Geächteten’ ik in deze courant meermalen met groote bewondering heb genoemd, een zakelijk overzicht van de geschiedenis van den Duitschen ‘Nachkrieg’ (na-oorlog is geen Nederlandsch, maar zou precies weergeven wat Von Salomon met dit woord bedoelt). Hij doet dat hier in zuiver essayistischen vorm en ‘unter den Aspekten, die für die Träger dieser Geschichte damals gültig waren.’ Aangezien deze schrijver persoonlijk betrokken was bij den strijd der vrijkorpsen en bij den moord op Rathenau, die het centrale punt is van ‘Die Geächteten’, is in dit geval het perspectief van den ooggetuige ongetwijfeld van groot belang. Men kan ook niet zeggen, dat Von Salomon zijn voorstelling van zaken vergroft tot reportage, zooals Renn, integendeel; hij is, evenals in zijn romans, de tegenpool der reportageromanciers, hij schrijft voor de weinigen, die een noodlot kunnen dragen en zichzelf niets wijsmaken. Voor Von Salomon zijn de leden der vrijkorpsen, die in Silezië en de Baltische landen vochten en deelnamen aan den mislukten Kapp-putsch, geen voorloopers van het hedendaagsche Duitschland, maar ‘landsknechten’, avonturiers met een mystiek saamhoorigheidsgevoel zonder andere positieve ideologische belijdenis dan het nationale pathos. ‘Sie haben keinen Erfolg gehabt, aber in ihrem Schicksal ist auch eine Tragik nicht zu erblicken.... Die Symbolik eines irrenden Helden steht ihnen ebenso schlecht an, wie etwa dem Frontkämpfer die Gestalt des unsterblichen Soldaten’. In zijn historisch overzicht doet Von Salomon dus geen moeite om deze menschen te idealiseeren; zij waren, zooals Radek van Schlageter zeide, ‘Wanderer ins Nichts’, en wanneer men ze van hun mystiek ontdoet, waren zij niet zooveel meer als de boekaniers van den ‘Nachkrieg’. Uitstekend belicht Von Salomon, op grond van dit inzicht, het verschil tusschen de opvattingen van kapitein Ehrhardt en den bureaucraat Kapp; de laatste was niet in staat de isolatie te verdragen, die de algemeene staking schiep, terwijl het korps van Ehrhardt door dit intermezzo slechts werd versterkt in zijn strijdwil.

Ook in dit boek onderscheidt zich von Salomon van de schrijvers, die tegenwoordig in Duitschland ‘massgebend’ zijn, door zijn strenge zakelijkheid; hij spreekt over zijn tegenstanders, zelfs over de republiek van Weimar, op een toon, die niet verdraagzaam is, maar volkomen zuiver door het ontbreken van het goedkoope ressentiment der Blubo-auteurs. Wanneer ik deze ‘Nahe Geschichte’ in laatste instantie dan toch een teleurstelling noem, dan is dat om geheel andere redenen dat dat bij Ludwig Renn het geval was; ik had n.l. van Ernst von Salomon iets anders verwacht. Per slot van rekening is dit essay slechts een ‘objectieve’ herhaling van wat in ‘Die Geächteten’ reeds met veel meer persoonlijken inzet was gegeven; het is de historische meditatie van iemand, die zich in de laatste jaren niet meer heeft vernieuwd (evenmin, hoewel op een geheel ander plan, als Renn), en die zijn tijd doorbrengt met het terugblikken op zijn landsknechten-episode. Dat geeft te denken; want van het Derde Rijk spreekt von Salomon slechts met twee, drie woorden, in het voorbijgaan. Wij hadden van hem verwacht, dat hij nu eindelijk eens zou afrekenen met die eeuwige landsknechten, wier mystiek hij zoo geloofwaardig heeft gemaakt, in plaats van hun lotgevallen nog eens te repeteeren; wij zouden willen weten, wat deze auteur nu denkt van resultaten die mede hun resultaten zijn... en waarmee men nu eenmaal rekening moet houden, ook al heeft hij ze niet gewikt zooals ze zijn; wij hadden von Salomon willen zien in de rol van Konrad Merz, wiens ‘Ein Mensch fällt aus Deutschland’ het landsknechtenprobleem op grond van nieuwe ervaringen onder een nieuwen gezichtshoek gesteld heeft. Maar het is waarschijnlijk, dat wij het onmogelijke vergen, want eenigen tijd geleden kwam het bericht, dat von Salomon het schrijven verboden was. Het is dus zelfs waarschijnlijk, dat hij niet anders dan mediteeren mag, en in zooverre zijn degenen, die hem bewonderen om de zeldzame combinatie van intelligentie en mystiek in zijn persoonlijkheid vereenigd, toch gerustgesteld door dit bescheiden levensteeken

 

M.t.B.